zondag 20 november 2022

Weemoed

Apgen - Heemskerk, Noord-Holland
Interieur kerkzaal ApGen Heemskerk

 Zoals de lezer wel begrepen zal hebben, is het ApGen een relatief kleine geloofsgemeenschap. De lokale gemeenten worden niet zelden gevormd door enkele families die al meerdere generaties apostolisch zijn. Naast familiecontacten, zijn er door de verschillende gemeentes heen ook contacten doordat bijvoorbeeld leden die zich bezig houden met het jeugdbeleid, onderling contact hebben. Ook zijn er op districts- en landelijk niveau bijeenkomsten waar al die apostolischen elkaar weer ontmoeten. Hierdoor zijn er overal en voortdurend lijntjes die apostolischen met elkaar verbinden.

Voor sommigen is dit echt een sport. Mijn moeder was hier een kanjer in. Als ze iemand ontmoette of er kwam iemand te sprake, dan wist ze niet zelden binnen enkele minuten de familie of andere relatie te duiden. Ik ben hier zelf minder enthousiast over, maar ik merk ook dat ik er niet helemaal aan ontkom.

Zo wordt de lijst van overledenen die in het maandblad wordt gepubliceerd, met enige belangstelling door mij gelezen. Helaas merk ik vaker dat ik mij bekende personen op deze pagina tref. De generatie voor mij begint steeds meer en sneller het tijdelijke voor het eeuwige te verwisselen.

Zo las ik in het overzicht van november de namen van Ton Pel, Alfred Swint en Hillegonda van der Pool. Namen van lieve mensen aan wie ik mooie herinneringen heb en wiens overlijden mij weemoedig stemt.

Maar het meest werd ik geraakt door de naam van zuster van Driel. Ze staat vermeld als Anna Catharina, maar zo heb ik haar nooit gekend. Voor mij was ze tante van Driel en de moeder van mijn beste vriend, Mijndert.

Hoe een vriendschap ontstaat, is veelal in raadselen gehuld. Mijndert en ik zaten nogal eens naast elkaar tijdens de kleine catechisatie in Beverwijk waar één van de priesters (jeugdbeleid was toen nog een taak van de priesters en dat waren toen alleen maar mannen) het woord voerde.Ik meen dat hij Weber heette: ik herinner me vooral een man die helemaal rood aanliep in het vuur van zijn betoog. Op de één of andere manier is het daar toen ontstaan: een vriendschap die feitelijk onze hele jeugd bleef duren. 

Omdat wij in Castricum woonden en kerkten in Beverwijk, kwam het nogal eens voor dat ik na de catechisatie met Mijndert mee naar huis ging en dat ik bij hem bleef slapen. Na de dienst op zondagochtend, ging ik dan weer met mijn ouders mee naar huis. Het huis van familie van Driel in de Sevrestraat werd voor mij dan ook een tweede thuis.

Mijn jeugdherinneringen zijn daardoor voor een belangrijk deel verknoopt met al mijn ervaringen met deze familie. Een familie die volledig afweek van het gezin waar ik van afkomstig was. Mijn vader was ingenieur en de vader van Mijndert werkte als arbeider op de Hoogovens. Zuster van Driel was niet de moeder van Mijndert: hij en zijn oudere zus Jeanette waren uit een eerder huwelijk van broeder van Driel, uit het huwelijk met zuster van Driel werden nog twee kinderen geboren. Mijn ouders bezochten musea en kerken in de vakanties, de familie van Driel vloog met een vliegtuig, gevuld met Hoogovenmedewerkers, naar Spanje en lagen drie weken op het strand. En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Nooit heb ik me een vreemde gevoeld in dit warme gezin.

Ook Mijndert en ik verschilden als dag en nacht. Mijndert was een harde werker, ook als kind al. Al vroeg had hij overal baantjes om een extra centje te verdienen. Dit werd ook wel vanuit zijn thuis van hem verwacht. Ik heb nooit hoeven werken. Ik was een lezer en een dromer. Ik speelde urenlang met cowboypoppetjes en indiaantjes of zwierf door de duinen en bossen rond Castricum. En toch konden we verbazingwekkend goed met elkaar opschieten. We deelden vooral een onderlinge humor want we lachten wat af samen.

Ingrijpend was het moment dat Mijndert zijn oudste zus, Jeanette, op een avond na een bijeenkomst in onze kerk, werd aangereden en hierdoor kwam te overlijden. Het was mijn eerste, rauwe confrontatie met de onverbiddelijkheid van het leven. Het was ook de eerste keer dat ik heel erg voelde dat vriendschap geen vanzelfsprekendheid is: ik moest er zijn voor mijn vriend. Ik was toen een jaar of elf. Jeanette was zeventien.

Maar ook die lange zomer dat Mijndert en ik samen hielpen bij de bouw van een nieuwe kerk van het ApGen in Heemskerk. Vrijwel dagelijks waren we op de bouwplaats te vinden en verrichtten allerlei hand- en spandiensten. Dit was toen heel gewoon: apostolischen deden dat, zelf en met elkaar: een kerk bouwen. Mijndert en ik waren als enige twee kinderen uitgenodigd voor de avond dat alle bouwers (ook de professionele) werden uitgenodigd als dank nadat het kerkgebouw was opgeleverd.

En rond al die verhalen zweeft de persoon van zuster van Driel. Zij was in dit gezin de bindende factor. Zij bracht de warmte en de gezelligheid. Haar man was een hele bijzondere. Zo kon hij, als het donker genoeg was, opeens naar buiten hollen om in de tuin een demonstratie vuurspuwen te geven. Een vriendelijke en hardwerkende kerel. Als hij niet aan het werk was, liep hij wel in zijn moestuin rond of was hij bezig met opnieuw een verbouwing in zijn huis.

Hoe deze vriendschap met Mijndert eindigde, is al net zo raadselachtig als hoe deze begon. We zijn nog samen met vakantie geweest: lopend, met de rugzak door de Dordogne en een jaar later in een oude Opel Kadet, de eerste auto van Mijndert. Onze bestemming was toen, heel apostolisch, eerst naar Zurich om daar de jaarlijkse aposteldienst bij te wonen en vervolgens door naar Frankrijk. Mijndert is nog met zijn vrouw bij ons bezoek geweest toen onze eerste dochter was geboren. Hierna hield het op. 

Broeder van Driel is al enkele jaren geleden overleden. Hij woonde in een verpleeghuis omdat hij leed aan dementie. Ik heb zuster van Driel toen nog een brief geschreven en we hebben via de telefoon een lang gesprek met elkaar gevoerd. 

En nu is ook zij een herinnering.

Een warme.