maandag 29 april 2019

Zie, ik maak alle dingen nieuw...

tekenende handen - M.C. Esscher
Afgelopen zondag was het thema van het weekschrijven: "medeschepper van een nieuwe wereld..." (*)

Ze begon met een uitgebreid citaat uit het wondermooie "lied van Ruth" van Stef Bos. 

" (...)

En ek weet die toekoms is onseker
En die donker is digby
En ek weet ons wag n lang reis
Reg deur die woestyn

Maar jou land is my land
Jou volk is my volk
Jou taal is my taal
Jouw God is my God
Jou droom is my droom
Jou pad is my pad
Jou toekoms my toekoms
Jou hart in my hart

(...) "

Die middag realiseerde ik me: "nieuw is niet anders".

Dit moet ik uitleggen: het ligt dicht bij elkaar, dus de formulering luistert nauw.

We kunnen soms vol verlangen spreken over een "nieuwe wereld", in die zin dat we uitzien naar een wereld waarin geen lijden, onnodig bloedvergieten, onrecht of andere menselijke dwaalwegen meer zullen voorkomen.

Dat is een wereld die ver afstaat van onze huidige wereld.

Het leidt tot ofwel een verwachtingsvol dromen, bidden ofwel tot bitter cynisme of, zoals het meestal wordt verwoord: realisme...

Ook in het ApGen doen we soms, bijna wanhopig pogingen om te duiden dat de wereld steeds mooier wordt en dat het een kwestie is van tijd en volharden om die nieuwe wereld te kunnen betreden.

En de realisten in de zaal kijken om zich heen en plaatsen vraagtekens bij dit perspectief. En de dromers wijzen op het terugdringen van de armoede in de wereld. En de realisten wijzen dan weer op de groeiende kloof tussen de rijke en arme landen, waarbij een steeds kleiner deel van de wereldbevolking een steeds groter deel van alle aardse rijkdommen bezit...

En wellicht hebben ze allemaal gelijk: ik geloof persoonlijk dat het voor mij onmogelijk is om vanuit mijn beperkte perspectief in het hier en nu tot een realistisch beeld te komen van wat we zo halsstarrig "werkelijkheid" noemen. Misschien dat onze kindskinderen hier een helderder beeld over kunnen krijgen.

De tijd zal het leren.

Is het dan verkeerd om te dromen? 

Zeker niet.

Is het dan verkeerd om de nuchtere feiten stevig voor jezelf neer te zetten?

O nee, ook dat niet.

Maar we hadden het over de schepping van een nieuwe wereld...

Dat gaat over het hier en nu. Dat gaat over jou en mij.

En dan kom ik bij de opmerking die ik maakte: nieuw is niet anders...

Hopelijk kun je je nog herinneren een moment dat je verliefd werd. Over wat dat deed met jou en de wereld om je heen. Je liep de hele dag met een grote glimlach rond. De scherpte leek van de wereld af te gaan en alles kreeg een warme, gouden gloed.

Zo kan ik me nog levendig het moment herinneren dat onze oudste dochter was geboren. De intense sfeer vol verwachtingen die in ons huis hing. Een serene, verstillende sfeer. Het gevoel dat me zo overviel omdat ik opeens vader was. Dat kleine meisje in mijn armen, nog maar een paar minuten oud en het voelde al direct of ze er altijd al geweest was.

Zie ik maak alle dingen nieuw...

Volgens mij ligt in dergelijke ervaringen een belangrijke sleutel als het gaat om "een nieuwe wereld".

En daar gaat het lied van Ruth ook over. Ruth, een vrouw uit Moab, die trouwde met één van de zonen van Elimelech en Noömi. Zij waren vluchtelingen voor de hongersnood uit Palestina. Nadat Elimelech en zijn zonen waren overleden, trok Noömi met haar beide schoondochters weer terug naar haar moederland, Palestina. Zij gaf haar schoondochters de ruimte om in hun eigen land te blijven, maar Ruth weigerde haar alleen te laten. 

"Maar jou land is my land
Jou volk is my volk
Jou taal is my taal
Jouw God is my God
Jou droom is my droom
Jou pad is my pad
Jou toekoms my toekoms
Jou hart in my hart"

De wereld was niet veranderd, maar hij was wel nieuw. Scheppers van een nieuwe wereld. We kunnen het. Hier en nu. Deze wereld...


zondag 21 april 2019

Leven is veranderen




Vanmorgen in de paasdienst van het ApGen, bleek het thema van de ochtend "leven is veranderen" te zijn.

Behalve dat hier een waarheid als een koe wordt neergelegd, kun je je afvragen waarom nu juist met Pasen een dergelijk thema wordt aangehaald.

Aan de ene kant is Pasen natuurlijk het feest van het zich vernieuwende leven, een lentefeest; aan de andere kant kun je je afvragen of deze jaarlijkse cyclus ook te maken heeft met veranderen. Het komt immers ieder jaar weer terug. Ook de kerkelijke cyclus waarin het lijden van Jezus van Nazareth wordt herdacht gedurende de stille week, vormt al eeuwen een terugkerende cyclus.

Als voorbeeld werd een weekschrijven uit 1972 aangehaald. Dit schrijven begint met de opgewekte kreet dat "Christus leeft!". Terecht merkte de lokale voorganger op dat een dergelijke uitroep in deze tijd niet snel meer zal worden gemaakt. Hij zette het "werken aan een duurzame wereld" ernaast als de alternatieve, moderne verwoording van het vroegere "Christus leeft!".

Hier moest ik even over nadenken.

Mij lijkt het dat hier twee geheel verschillende begrippen uit twee geheel verschillende werelden naast elkaar worden gezet. Er werd ook feitelijk geen nadere duiding gegeven, zodat ik met grote vraagtekens bleef zitten. Natuurlijk, als je maar lang genoeg doorpraat zijn alle begrippen wel met elkaar te verbinden, maar dat maakt de relatie nog niet onmiddellijk logisch.

Als ik het evangelie goed heb gelezen, dan wijst Jezus zijn luisteraars er met regelmaat op dat zijn woorden en voorbeelden niet van "deze" wereld zijn. Het duidelijkst wordt dit wanneer hij door het volk van Jeruzalem wordt afgewezen, als Pilatus hen de keuze stelt om Jezus of Barabas te bevrijden van het kruis. Jezus wordt dus gekruisigd en spottend komt er een bordje aan het kruis te hangen: "Koning der Joden". Hij bleek niet de superheld die de strijd aanging met de gehate Romeinen. Hij bleek het over een heel ander koninkrijk te hebben gehad.

Hij werd niet begrepen.

In de traditie van het apostolisch genootschap, is Christus niet een exclusief begrip dat alleen aan Jezus te verbinden is. Immers, in onze optiek is de mens Jezus van Nazareth gestorven aan het kruis. Zijn wederopstanding is voor ons alleen te begrijpen als een symbool, waarmee duidelijk wordt gemaakt dat anderen na hem zijn wijze van leven zijn gaan navolgen. De boodschap dat God Liefde is in zijn of haar persoonlijke leven is gaan waar-maken. En dat iedere keer als iemand tot die keuze komt, Christus steeds opnieuw weer opstaat.

Niet als een metafysisch gebeuren, maar heel concreet: doordat er mensen zijn die de liefde in hun eigen leven handen, voeten en een mond willen geven.

Ik las vandaag ergens over een wijsgeer die over God sprak als "God gebeurt...". In die optiek is God niet een "wezen", maar, ja, een werk-woord.

Er is nog een aspect dat hierin voor mij belangrijk is.

Het verbond.

De kracht van mijn geloof komt voort uit het gegeven dat ze alleen invulling kan krijgen als mensen hier zelf voor kiezen.

Dus iedere vorm van geloven die voortkomt uit angst, dwang of macht, wordt door mij afgewezen. Ik ben er werkelijk van overtuigd dat mensen die tot deze keuze komen, opgaan in een verbond dat God met de wereld sloot.

Pas op!

Vraag u even af welk beeld u nu spontaan krijgt bij deze zin: "die God met de wereld sloot..." Ik vermoed, mij overkomt het, dat er onmiddellijk weer een mannetje op een wolk tevoorschijn komt. Maar probeer hier eens het beeld van God als gebeuren naast te zetten...

Zo ongeveer als dat kindje dat voor het eerst opstaat en zijn of haar eerste stapjes zet: het geeft zich vol vertrouwen over aan het gebeuren en dan gebeurt het....

Dat verbond.

En ja, dat moet ook een duurzame wereld opleveren... maar het is dus niet hetzelfde maar een gevolg van...en volgens mij is deze volgorde niet onbelangrijk.

zaterdag 13 april 2019

God is Liefde...


Eén van de mooiste citaten van Simone Weil, leerde ik van Tomas Halik, Tjechisch priester en theoloog:

"Twee gevangenen in aangrenzende cellen, die door klopsignalen contact met elkaar hebben. De muur is wat hen scheidt, maar ook wat hen staat stelt om contact met elkaar te hebben. Datzelfde geldt tussen ons en God. Iedere scheiding is een verbinding."

Voor mij is dit de meest logische verbinding naar de tekst die boven de deur van dit kerkje in Hekendorp (ZH) staat:

"God is liefde" ...

Sinds deze kerk in 1845 haar deuren opende voor de mensen in en rond Hekendorp, lopen zij iedere zondag een deur door waarboven in steen deze tekst is uitgehouwen. Onontkoombaar zal iedere zondag de blik van de kerkganger even langs deze tekst glijden en zo wordt hij, week in, week uit, in zijn herinnering opgenomen.

Al sinds 1845 delen de kerkgangers in Hekendorp hun leven met elkaar. Ze verheugen zich in een opbloeiende liefde, ze treuren om een overledene, ze leven mee met de zieke uit hun gemeenschap. De kerkgemeente zal ook zonder twijfel te maken hebben gehad met de dwaalwegen van de menselijke geest: jaloezie, hebzucht, onverschilligheid, drankzucht en ga zo maar door. Niets menselijks zal hen de afgelopen 174 jaar bespaard zijn geweest.

Zo zullen er in die 174 jaar vast momenten zijn geweest dat men kerkleden is kwijtgeraakt of dat er binnen de gemeenschap tegenstellingen ontstonden. Momenten waarop de ander niet meer werd herkend als naaste, als iemand die jouw broeder of zuster is.

Momenten dat de verbinding verloren ging.

En ik ben nu zo enorm benieuwd wat dan de uitwerking van die tekst boven de ingang is geweest...

Werd ze gebruikt als onderling verwijt? ("Ik dacht dat God liefde was....nou als het zo moet...") of bracht ze bezinning ("Als God liefde is...dan zal ik me op een andere manier tot jou moeten verhouden...")?

Zou deze tekst het klopsignaal kunnen zijn, waardoor ik het contact met die ander, die ik eigenlijk helemaal niet ken, tot stand kan brengen? Zodat dat wat ons scheidt, nu de mogelijkheid wordt om met elkaar in verbinding te komen?

zondag 7 april 2019

Verschijning Gods

Gevelsteen in Gent: het bezoeken van de gevangenen

De weekbrief van deze week had als thema: barmhartigheid.

De eredienst begon goed met de vraag op welke wijze we dit begrip tegenwoordig zouden duiden. Daar bleek veel variatie denkbaar: mededogen (maar dat is nauwelijks een moderner woord); naastenliefde; nabij-zijn; helpen en iemand riep ook nog "doeslief"... de kreet waarmee Sire het onbeschoft-zijn probeert te keren.

In de bijbel worden oorspronkelijk zes werken van barmhartigheid genoemd: de hongerigen voeden; de dorstigen laven; de naakten kleden; de vreemdeling herbergen; de zieken verzorgen en de gevangenen bezoeken. In de 13e eeuw wordt hier door paus Innocentius III nog aan toegevoegd, het begraven van de doden. Sindsdien kennen we dus de zeven werken van barmhartigheid. Ze zijn veelvuldig in altaarstukken en andere kunstvormen verbeeld.

Door paus Franciscus is er recent nog een achtste werk aan toegevoegd: het barmhartig-zijn voor ons gemeenschappelijk huis. Deze is dan vooral bedoeld voor de zorg voor de schepping in al haar levensvormen.

De vraag kwam naar voren of we bereid zijn om ons voor een ieder barmhartig te tonen.

Ik begrijp de vraag. Net zo goed als dat de vraag gesteld kan worden of we werkelijk in staat kunnen zijn om onze vijanden lief te hebben.

Toch blijft de vraag voor mij een hoog theoretisch karakter behouden.

Laat ik het anders benaderen.

Ooit, in mijn jonge jaren toen ik nog als psychiatrisch verpleegkundige werkte, werden mijn collega's en ik op enig moment geconfronteerd met de overname van een jongeman die uit een TBS-kliniek werd ontslagen. Hij zou nog enkele maanden met een rechterlijke machtiging bij ons verblijven en onder behandeling zijn.

Dit gebeurde vaker.

Van deze man werd bekend dat hij zich seksueel aangetrokken voelde tot kinderen en ook dat hij daadwerkelijk kinderen had aangerand.

De vraag die hierboven werd gesteld, was opeens niet theoretisch meer.

We hebben hem verpleegd. We zijn met hem opgetrokken. We hebben hem benaderd zoals we iedereen benaderden.

Respectvol en als mens.

Hij werd geen vriend van mij. Ik vond het nogal een miezer, maar dat liet onverlet dat er bij mij geen enkele aandrang was om hem eens de les te lezen of mijn afkeer van zijn daden fysiek op hem te botvieren.

Zoals de man die enkele weken geleden in Utrecht enkele volstrekt willekeurige mensen heeft doodgeschoten, op dit ogenblik wordt opgevangen door politiemensen en bewaarders in een cellencomplex; zoals de jongen die dronken achter het stuur kroop en enkele anderen doodreed en zelf gewond raakte, door verpleegkundigen en artsen is behandeld en verzorgd.

En ga zo maar door.

Er is meer barmhartigheid dan we ons kunnen voorstellen.

Als we ons tenminste willen realiseren dat barmhartigheid geen roze wolk is van waaruit allerlei glinsterende sterretjes rond dwarrelen, maar een rauwe werkelijkheid waarin je soms dwars door je eigen weerzin heen moet om jezelf beet te pakken.

Omdat je niet zo wilt zijn als die kinderverkrachter, zoals die dronkelap, zoals die gauwdief, terwijl het toch medemensen van je zijn met ook herkenbaar gedrag.

Omdat je je realiseert dat als je wilt dat de wereld mooier wordt, je het patroon van oog om oog zal moeten doorbreken.

En misschien....

heel misschien gebeurt er dan ook iets bij die ander.

Gevangenen de vrijheid, 
bedroefden troost te geven, 
geen beker water weig’rend 
aan hem die smachtend klaagt. 
Het eigen voordeel mijdend, 
eenvoudig, onbaatzuchtig. 
Dàt is Verschijning Gods, 
waarnaar het mensdom vraagt!

(oud apostolisch lied)