vrijdag 22 november 2019

Op zoek naar God



Mijn woonplaats, Gouda, hangt momenteel vol met posters waarop een cursus "Op zoek naar God" wordt aangekondigd. De geïnteresseerde Gouwenaar wordt verwezen naar een website: www.cursusopzoeknaargod.nl

Het adres luistert nauw. Wanneer je per ongeluk www.opzoeknaargod.nl intoetst, dan kom je op een site van de NPO "first dates, perfecte match". Een programma voor reikhalzende alleenstaanden van alle leeftijden, op zoek naar de liefde van hun leven. De relatie met God is toch wat minder duidelijk.

Maar terug naar Gouda.

Als eyecatcher een jongere (om de één of andere reden willen kerken vooral jongeren aanspreken, dat geldt ook voor het ApGen) die een gewetensvolle vraag stelt, zoals "Als God bestaat, waarom zijn er dan ziektes?" of  "waarom is er dan zoveel ellende?"

Dit rijtje is gemakkelijk uit te breiden naar alles hetgeen ons leven vult met hobbels, kuilen, doodlopende wegen, gebroken harten en ander leed.

Alsof het bestaan van God een soort garantie zou inhouden voor een leven op een roze wolk in een eindeloos genieten van de schoonheid van de schepping.

Ik vermoed of, eerlijk gezegd, ik hoop dat de mensen die hun geloof in God met zich meedragen het er echt wel over eens zijn dat dit beeld een nonsensbeeld is. Dat dit beeld niets, maar dan ook helemaal niets met God te maken heeft.

En ik vermoed dat het eindeloos herkauwen van dit beeld op dit soort reclameposters en andere uitingen niet erg helpt om te komen tot een realistischer beeld van God. Net zo goed als dat ik zo langzamerhand niet erg meer inga op de kleinerende opmerking dat "iemand niet gelooft in een mannetje met een lange baard op een wolkje in de hemel..."

Natuurlijk niet. Hou toch op.

Laat ik de vraag anders stellen: "Waar is God bij alle ellende?"

Nergens.

Tenzij ik er ben en iets ga doen om de ellende te verminderen.

Als ik, als wij geen handen en voeten, ogen en oren en een mond aan God willen geven, dan is hij domweg nergens. Dan is het koud en, inderdaad, alleen maar ellendig.

Zie ik het nog?

Als ik aan het graf van mijn moeder sta, dat zich, achter mijn rug een zaal vol met mensen heeft verzameld die mij, die ons nabij willen zijn?

Als ik op mijn werk een hele boze bewoonster spreek omdat ze al zolang last heeft van een lekkage in haar huis en één van onze technische mannen vandaag én de lekkage verhelpt, maar vooral deze boze mevrouw een prachtige bos bloemen geeft en zijn excuses aanbiedt omdat het zo lang heeft geduurd?

Als ik een oude man spreek die diep in de schulden dreigt te komen en niet meer weet hoe hij verder moet en ik er gewoon ben om hem te helpen?

Ben ik dan "God"? Zijn wij dan "God"? Nee, natuurlijk niet. Maar we kunnen God wel helpen en hem zo groot maken zodat de wereld minder ellendig is.

Is er dan nooit meer ellende?

Zucht...

Misschien toch maar eens een cursus eens volgen?

dinsdag 12 november 2019

Een boeiend gesprek.



Het aardige van een gesprek is dat je geconfronteerd kan worden met vragen aan jezelf. Het scherpt je opvattingen aan en relativeert je zogenaamde zekerheden. Je zoekt naar formuleringen en denkt net iets intensiever na over wat je nu eigenlijk zegt.

Echt, ik kan het aanbevelen:

ga eens met een ander in gesprek.

Zo sprak ik vandaag wat uitgebreider met de geestelijk verzorger van onze stichting. Hij is afkomstig uit een wat meer orthodoxe kerk en is met hart en ziel een gelovig mens. Hij kent mijn vrijzinnige achtergrond en we zijn in elkaars opvattingen geïnteresseerd.

We spraken over het christelijk geloof en de vergrijzing in onze samenleving.

Voordat u verder gaat op dit verkeerde been: hiermee bedoelden we dat het soms erg lastig is om uiting te geven aan je expliciete opvattingen, ook als deze voortkomen uit een diep geloven. Het alternatief is veelal een wat veiliger geformuleerd standpunt dat weinig tegenstellingen oproept: niet wit, niet zwart, maar grijs. Een soort laf gemiddelde, maar wel één waarmee de verhoudingen niet teveel verstoort raken.

Hij gaf aan dat in zijn opvatting christenen vanuit hun geloof wel een expliciete verantwoordelijkheid hebben in onze samenleving. Hij merkte mijn glimlach op. Ik legde hem daarop uit dat in de eredienst van het ApGen het al heel lang een goede gewoonte is dat in het afsluitende gebed aan de aanwezigen een opdracht wordt meegegeven. Deze kan op allerlei manieren worden verwoord, maar het komt er toch wel op neer dat de aanwezigen worden opgeroepen om het licht van de liefde in hun dagelijkse omgeving te verspreiden.

Ik had me dit nooit zo gerealiseerd, maar hij wees mij erop dat we binnen het ApGen dus nog wat verder gaan dan alleen een beroep op je verantwoordelijkheid. Hij voegde hier aan toe dat het in zijn kerk vaak veel meer gaat over jouw persoonlijke relatie met God, maar dat de leden van het ApGen dus verder gaan. Niet alleen de persoonlijke relatie met God, maar ook de manier waarop je dit laat zien de samenleving, is dus blijkbaar van belang.

Ik legde hem uit dat dit, naar mijn idee, te maken heeft met onze opvatting over God: niet een wezen die zich buiten ons bevindt, maar een kracht die zich in alles in de schepping manifesteert en wel op zijn krachtigst als liefdesmacht. Maar ook dat wij, in ons mens-zijn, dit alleen beleefbaar kunnen doen zijn door handen en voeten aan deze macht te geven. God is kwetsbaar, zoals Etty Hillesum al beschreef in haar dagboeken.

Zijn verrassende vraag was hoe ik dan aankeek tegen de grootsheid van God. Of bracht ik dit terug naar uitsluitend de intermenselijke relatie? Wat bleef er dan nog over?

Hij heeft natuurlijk gelijk. God is altijd weer groter dan je bedenkt. Steeds weer bedenk ik een beeld dat past in mijn eigen denkkader. Zou het zo zijn dat, doordat wij, naast onze persoonlijke relatie met God, ook die met onze medemens zo centraal stellen, ons zicht op God dreigen kwijt te raken?

zondag 10 november 2019

Een wazige spiegel



"Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ikzelf gekend ben. Ons resten geloof, hoop en liefde, maar de grootste daarvan is de liefde." (1 Korintiërs 13)

Ik vermoed dat velen deze tekst herkennen, ook als je niet direct een opvoeding compleet met de bijbel hebt gehad. Ze vormt het slotstuk uit een brief van Paulus aan de christelijke gemeente in Korintië waarin hij spreekt over de liefde.

Naar goed Apostolisch gebruik werd vanmorgen in de eredienst gemeld dat we tegenwoordig deze tekst wellicht anders zouden verwoorden. Als illustratie werd een afbeelding geprojecteerd waarop enerzijds elementen van de liefde werden benoemd die we vast zouden willen houden, zoals vertrouwen, aanvaarding, omarming en zo voort, maar anderzijds elementen die we zouden willen wegdoen ("in de versnipperaar"), zoals jaloezie, achterdocht en ga zo maar door.

Ik bleef hangen bij de wazige spiegel en realiseerde me dat de uitwerking door de voorganger van deze ochtend wel eens precies niet de spijker op zijn kop zou kunnen zijn.

Ik zal mij verklaren.

Als we spreken over de liefde, dan hebben we, althans ik, de neiging om de nadruk te leggen op aspecten die op een positieve manier bijdragen aan verbinding en die ons een "goed gevoel" opleveren. Dan hebben we het inderdaad over warmte, belangstelling voor de ander, mededogen, zorgen voor, en ga zo maar door. Op dezelfde wijze kan je ook naar God kijken en dan begrijp je vanzelf de intense teleurstelling als diezelfde (door ons bedachte) God kinderen laat sterven, oorlogen toestaat en mensen aan de macht laat komen die volstrekt kortzichtig op eigen belang en persoonlijk gewin uit zijn.

We weten ons geen raad met steeds weer die andere kant van dezelfde medaille.

"Nu kijken we nog in een wazige spiegel..."

Hoe realistisch is de gedachte dat we de aspecten die ook te maken hebben met de liefde, maar waar we ons geen raad mee weten, "in de versnipperaar" zouden kunnen stoppen? En bovendien, zijn deze aspecten per definitie "fout"?

Of "kijken we in een wazige spiegel...?" 

Ik begin steeds meer tot de overtuiging te komen dat wij de liefde tot een soort onrealistische "roze wolk" hebben gemaakt. Iets wat waarschijnlijk niet zoveel meer te maken heeft met de liefde en een verwachting oproept die nooit realiteit zal kunnen worden. Zo ongeveer als dat we vrede zijn gaan uitleggen als een geheel ontbreken van oorlog. En daarmee deze droom over vrede tot een soort onrealistisch kindersprookje hebben gemaakt.

Dat volledig kennen, zoals ikzelf gekend ben, zou er wel eens over kunnen gaan dat we het lef krijgen om onszelf in de spiegel te bezien, maar dan ook met alles erop en eraan. Een diep doordrongen zijn van onze menselijkheid: onze trouw, maar ook ontrouw, ons vertrouwen en ons diepe wantrouwen, onze zorgzaamheid en ook onze achteloosheid of zelfs onverschilligheid.

Daar ligt misschien ook een perspectief voor de diepe verdeeldheid die we kunnen ervaren door het elkaar spijkerhard in (social) media veroordelen op gedragingen die we intens kunnen afwijzen en waar we (terecht) over walgen....bij de ander....

Want soms komt het zover dat we niets meer in handen hebben en geen idee hebben hoe het nu eigenlijk nog verder moet. Dat ons niets anders meer rest dan geloof, hoop en liefde....

En dat we ons realiseren dat de liefde (DIE) liefde de grootste is.

Dwars door je eigen pijn heen.
Dwars door je walging heen.
Dwars door je boosheid heen.

Omdat je ook jezelf hebt gezien in de spiegel...

maandag 30 september 2019

Het instituut Apostolisch Genootschap


Het hoofdkantoor van het Apostolisch Genootschap

Hoe je het ook went of keert, het Apostolisch Genootschap is een instituut en worstelt dan ook met alle problemen waar hedendaagse instituten mee te maken hebben. Er zijn nog maar weinig instituties die op gezaghebbende wijze onze dilemma's kunnen beslechten. Er is natuurlijk nog veel meer over te zeggen, maar het gaat mij in deze om dat gezag. Gezag in de betekenis van een aanvaarde macht van een, in deze situatie, organisatie (namelijk het ApGen) om een groep (mensen) te leiden.

Als we een kleine 30 tot 40 jaar terugstappen in de tijd, dan was dit thema nauwelijks aan de orde. De apostel bekleedde in belangrijke mate het morele gezag om het onderscheid tussen, ik zeg maar even kortweg, "goed" en "fout" te duiden. De geestelijk verzorgers die door hem werden benoemd, konden direct aanspraak maken op dit gezag: zij handelden immers in opdracht en uit naam van de apostel.

Dit is overigens niet een exclusief apostolisch verschijnsel: een vergelijkbaar gezag hadden de dominee, de burgemeester, de politieagent en de (huis)arts. Op basis van hun positie konden ze in belangrijke mate een bijna vanzelfsprekend gezag uitoefenen aan de mensen om hen heen.

Als iets de afgelopen decennia tekent, is het wel dat dergelijke gezagsverhoudingen ingrijpend zijn gewijzigd. In dit deel van de wereld werd het individu steeds belangrijker en kreeg alle ruimte om zich, in toenemende mate, naar eigen inzichten te ontwikkelen. Dat we hierin zo langzamerhand tegen grenzen aanlopen ("het oordeel van de arts is ook maar een mening..."), is evident, maar dat verandert voorlopig nog niet zoveel aan deze situatie.

Belangrijk is wel dat het ApGen en haar gezag als instituut in zeer grote mate gelijkgesteld kon worden aan het gezag van de apostel. Ook haar centralistische wijze van organiseren werkte hier nadrukkelijk aan mee.

Dit is toch wel een belangrijk verschil met een instituut als de RK-kerk of de PKN. Immers, alhoewel ook hier geestelijk verzorgers belangrijke gezagsdragers zijn, kennen deze instituties ook een lange, zeer lange traditie van opvattingen en normen en waarden die zich vanuit haar overtuigingen hebben ontwikkeld. Dat is veel minder afhankelijk van de gezagsdragers, maar vormt een dicht weefsel dat het instituut hoe dan ook draagkracht geeft.

En die draagkracht is nu waar het het ApGen aan ontbreekt. Juist doordat ook hier het natuurlijke gezag van de apostel steeds minder vanzelfsprekend werd, ontstond voor velen het dilemma van waar het dan eigenlijk wel om gaat. En precies hier ligt dan ook mijn fundamentele kritiek dat op enig moment zelfs de relatie (in de statuten) met het leven en werk van Jezus van Nazareth is losgelaten. Hiermee viel een belangrijk fundament weg en waren we, om het dramatisch uit te drukken, aan onszelf overgeleverd.

Het gevolg is een, ik kan het niet anders noemen toch wat geforceerde zoektocht naar fundamenten en uitgangspunten en ja, bij ontbreken van natuurlijk gezag is dan ook alles waar en mogelijk. Er zijn apostolischen die zich Christen noemen en anderen juist niet (en hier zelfs grote aversie tegen hebben); die zich Atheïst noemen en anderen nu juist niet; die hun religieus gevoel en ervaren van God als fundamenteel benoemen en anderen nu juist weer niet; die vinden dat we actief betrokken moeten zijn bij de verschillende maatschappelijke noden en anderen nu juist weer niet. En het is allemaal oké of misschien juist ook weer niet.

Want, hoezo oké? Of, hoezo niet oké? Op basis waarvan?

Oppervlakkige of slechte luisteraars verwijten mij wel eens dat ik "de klok veertig jaar terug wil draaien...", maar bovenstaande laat wel zien dat zoiets, zelfs als ik zoiets al zou willen (wat zeker niet het geval is), onmogelijk is. Immers, de maatschappelijke context is totaal veranderd en geestelijk leiders die alleen maar op basis van hun roeping gezag doen gelden alsof zoiets vanzelfsprekend is, zijn (gelukkig) ondenkbaar .

Wel blijf ik hartstochtelijk pleiten om aansluiting te blijven houden bij één van de oudste tradities waar ook de apostolische kerken uit afkomstig zijn, namelijk die van het Christendom. Ook omdat het mijn volle overtuiging is dat een instituut als het ApGen alleen voor de toekomst bewaard kan blijven, als het haar maatschappelijke relevantie kan duidelijk maken: aan haar leden (de kinderen!) en onze omgeving. En die relevantie ligt nu juist in het "voortborduren op het leven en werken van die Eersteling, Jezus van Nazareth". Op een eigentijdse wijze door moderne mensen. Maar wel gedreven door een gezamenlijk ideaal.

Want een instituut dat haar gezag heeft verloren, houdt echt op te bestaan.


maandag 16 september 2019

Mensen gevraagd !!!



De krant stond vanmorgen weer vol met nieuws dat om vele verschillende redenen schokkend was: berichten over onverschilligheid, hebberigheid, machtsvertoon, egoïsme, bittere armoede en zo rijgt het wereldnieuws zich aaneen.

In de Trouw trof ik een bericht dat mij raakte. Sterker, ik heb de krant weggelegd en ben met de honden de polder ingelopen. In de stromende regen.

Ik was verbijsterd.

Het bericht betrof een melding uit Zweden. Steeds meer mensen kiezen hier voor een zgn. directe crematie. Dat wil zeggen: na het overlijden wordt de overledene direct opgehaald door een begrafenisondernemer en, zonder enige ritueel, linea recta gecremeerd.

Alsof het vuilnis betreft.

In 2009 koos 1 op de 50 Zweden voor deze vorm van crematie. Inmiddels zijn dit er reeds 1 op de 12 en in de grote steden zelfs 1 op de 10...

Nog recent las ik "Onbekend maar niet vergeten" van Sybilla Claus en Carina van Leeuwen. De laatste is rechercheur die in Amsterdam voortdurend onderzoek doet naar (bijna) vergeten doden. Zij probeert, met een heel team van deskundigen, deze stakkers weer een identiteit te geven. Wat me raakte was de zorgvuldigheid waarmee een onbekende ongelukkige wordt begraven. Met een eenvoudig ritueel en (veelal) de voordracht van een gedicht, krijgt de onbekende dode toch iets van zijn of haar waardigheid terug, alvorens het lichaam aan de aarde wordt prijsgegeven.

De individualisering van onze Westerse samenleving, heeft ons veel gebracht. Ik denk hierbij vooral aan de individuele vrijheid om je eigen keuzes te maken en het leven te leiden zoals jij dat voor ogen hebt.

Maar hier komen we aan op de grenzen van deze beweging, zo is mijn overtuiging. Een eenzame dode die onopgemerkt en anoniem wordt prijsgegeven aan het vuur. Nota bene, als gevolg van een eigen keuze. Opdat de dode niemand tot last is. Omdat de dode door niemand gekend is. Omdat de dode is vastgelopen in zichzelf en nergens meer een hand toegestoken ziet.

De commercie weet er wel raad mee en biedt in Zweden inmiddels voor een minimumprijs een gladgestreken oplossing voor een leven-lang schrijnend probleem.

Eenzaamheid.

Je kan je natuurlijk afvragen waar een ritueel voor een onbekende dode toe dient. Zoals met ieder ritueel is de handeling in zichzelf namelijk zinloos. De dode heeft er geen weet van en het kost de gemeenschap alleen maar tijd en moeite.

Maar ik kies voor het ritueel.

Voor de woorden voor de ongekende dode.

Omdat we ergens een grens moeten trekken om aan te geven dat we het domweg niet accepteren. Dat we niet accepteren dat mensen als vuilnis worden verbrand. Dat mensen zonder enige ritueel dit aardse bestaan verlaten. Omdat we niet zo'n samenleving willen zijn. Omdat iedere dode een schurende aanklacht is voor waar wij als levenden hebben gefaald.

Omdat er werk aan de winkel is.

Er worden mensen gevraagd. "Mensen gevraagd om de noodklok te luiden en om tegen de waanzin de straat op te gaan. Mensen gevraagd om de tekens de duiden, die alleen nog moedwillig zijn mis te verstaan. Mensen gevraagd om hun nek uit te steken voor een andere tijd en een nieuwe moraal.*)"

AFSCHEID VAN EEN ONBEKENDE
Er is een man gestorven en ik weet niet
wie hij is. Wie hij was. Wat, waarom noch hoe.
Er is een man gestorven en ik weet niet eens waaraan.
Het doet er ook niet toe. Ik ken zijn leeftijd niet en niet zijn naam.
Er is een man gestorven en ik weet niets van zijn dagen
geen van de dagen aan dat schamele verscheiden vooraf gegaan.
Er is een man gestorven en hier is de datum van de dag niet
dat hij stierf, dat men hem vond. Het doet er niet echt toe.
Er is een man gestorven en ik weet niet eens wanneer precies,
niet hoe, ik weet alleen maar wáár. Ik ken alleen het einde.
Er is een man gestorven en dit is het adres van waar hij werd gevonden
in een huis dat niet het zijne was. Niet dat het iets zegt.
Hij is al weg. Hij laat niets achter dan een DNA-profiel. Toch.
Er is een mens gestorven met een leven, met een hart, een ziel.
(F. Starik - eenzame uitvaart nummer 164)


*) Mensen gevraagd - Coert Poort

vrijdag 13 september 2019

Frustratie



Gisteravond luisterde ik naar het verhaal van een Goudse dame die enkele jaren geleden werd geraakt door de problemen die vluchtelingen in ons land ondervinden. We hebben namelijk een schild van angst om de grenzen van ons land gelegd en willekeur en eindeloze procedures moeten nu de vluchtelingen belemmeren zich in ons land te vestigen.

Omdat ze door velen worden beschouwd als gelukszoekers.

Vandaar dat velen onder hen lopend door de Sahara onze kant opkomen. Dat ze zich de mishandelingen en brute verkrachtingen in de door burgeroorlogen geteisterde Noord Afrikaanse kusten op de koop toe nemen. Dat ze onderweg hun kinderen of elkaar uit het oog kunnen verliezen of juist voor hun ogen zien verdrinken. Dat ze noodgedwongen enorme bedragen betalen aan nietsontziende mensensmokkelaars die hen op gammele bootjes de zee op sturen. Dat ze maanden in een troosteloos opvangkamp verblijven, ongewenst door de bewoners van dit land.

Ja, echte gelukszoekers, ja.

Maar goed.

Daar ging mijn verhaal verder niet over.

Wat mij boeide was dat deze dame gewoon maar begonnen is met het opzoeken en vriendschap sluiten met vluchtelingen in onze stad. Dat ze gewoon maar begonnen is om met hen de dwaalwegen van onze regelzucht te verkennen. Dat ze anderen om hulp is gaan vragen.

En dat er vanuit de kerk waar zij onderdeel van uitmaakt, ook weer, als vanzelf een heel diakonaat is opgetuigd, gericht op vluchtelingen. Dat deze kerk het initiatief volop en zonder aarzeling is gaan ondersteunen.

Omdat ze vindt dat ze als kerk hier een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft.

Dat haar kerk als vanzelfsprekend de samenwerking is gaan zoeken met andere kerken. Omdat ze elkaar zo nodig hebben.

Maar dat mijn kerk hier niet aan deelneemt.

Omdat wij het allemaal op eigen houtje proberen te doen.

Voor eigen publiek.

Omdat we ons willen onderscheiden van de andere kerken. Of zelfs liever helemaal geen kerk genoemd willen worden.

En dan zit ik mij in stilte wat te schamen.

Hebben we dan niets met dit soort vraagstukken? Natuurlijk wel! Maar we worden belemmerd door die blokkades in ons denken.

En eindeloze praat- en verdiepingssessies...

wat ook wel navelstaren wordt genoemd.

Ik ben hier te ongeduldig voor en bewandel mijn eigen pad.

Ik ben Apostolisch in hart en ziel...voor mijn medemens. Want aan hen zullen we het moeten laten zien.

woensdag 31 juli 2019

Ik ben Apostolisch!

voormalig kerkgebouw van het Apostolisch Genootschap in Beverwijk


In zijn studie naar de vrijzinnige kerken in Nederland ("Dé vrijzinnigheid", brave new books, november 2017), noemt Erik Jan Tillema het Apostolisch Genootschap de meest onbekende van de verschillende vrijzinnige kerken. Desondanks vormen dezelfde Apostolischen ongeveer de helft van alle vrijzinnig gelovigen in Nederland.

Ik ben Apostolisch. De belangrijkste reden is domweg gelegen in het feit dat mijn beide ouders en ook weer hun ouders Apostolisch waren en ik op 2 september 1962 in Beverwijk ben gedoopt.

Ik begrijp dat de kans groot is dat u, waarde lezer, nog nooit van Apostolischen of het Apostolisch Genootschap heeft gehoord. Dan heb ik direct een schokkende mededeling voor u:

wereldwijd zijn er ruim 9.000.000 mensen die zich "Apostolisch" noemen. U leest het goed: een 9 met 6 nullen erachter. Apostolisch, maar niet allemaal lid van het Apostolisch Genootschap. De kans is zelfs groot dat het overgrote deel van de mensen die zich wereldwijd Apostolisch noemen, weer nooit van het Apostolisch Genootschap heeft gehoord. Op een enkele, (veelal erg) kleine gemeente in het buitenland na, concentreert het Apostolisch Genootschap zich in Nederland in, op dit ogenblik, 69 gemeentes en zo 'n 15.000 leden.

De overige 8.985.000 leden zijn voor het grootste deel lid van de Nieuw Apostolische Kerk (NAK), de meest succesvolle tak in de volgroeide kruin van de boom van Apostolische kerken. Van deze enorme aantallen, wonen en leven 8.000.000 leden op het Afrikaanse continent, maar ook in Azië wordt er een flinke groei gemeld (www.nak.org).

En toch zo onbekend?

Daar ga ik verandering in brengen.

Hoe?

Nou, door erover te schrijven...

en als u nu meeleest, dan komt het allemaal goed.




dinsdag 30 juli 2019

Wat zoekt een mens in Albury?

Het huis van Drummond in Albury Park
Albury ligt midden in het heuvelachtige, idyllische landschap van het graafschap Hertfordshire, iets ten zuidwesten van Londen. De A 248, een lokale weg, slingert door de heuvels, bossen, landgoederen en dorpjes heen en ook dwars door het gehucht Albury.
Albury is klein. Behalve een pub, een kantoor van de gemeente, een paar doodlopende dwarsstraten waaraan wat bebouwing, valt er niets te beleven. Het is een aardig plaatsje, op sommige plekken zelfs schilderachtig, maar daar kent deze streek talloze voorbeelden van.

Toch wilde ik persé naar Albury.

In Albury kocht Henri Drummond in 1819 het landgoed "the Albury Park" met het bijbehorende huis. Drummond was een telg uit een rijke, Engelse familie. De familie bezat een bank en Henri beheerde deze instelling. Dat deed hij goed en het bezorgde hem geen windeieren. Sinds 1810 zat hij ook in het Engelse Parlement. Hij studeerde in Oxford aan het prestigieuze Christchurch-college en in 1825 was hij de grondlegger van de leerstoel "politieke economie" aan dezelfde universiteit.

Het moge duidelijk zijn: Drummond behoorde tot de Engelse "upperclass".

Nog steeds vraagt u zich af waar mijn belangstelling voor Drummond nu eigenlijk vandaan komt.

Ik ben Apostolisch.

Het vraagteken wordt alleen maar groter.

Laat ik volstaan op te merken dat ik behoor tot een kerk die voortkomt uit een traditie die rond 1830 in, jawel, Albury ontstaan is... Op het landgoed van Drummond, die tussen 1826 en 1830 jaarlijks een conferentie organiseerde met discussies over de toestand van de kerk in die dagen, bijbellezingen en gebed. Deze conferenties leidden uiteindelijk tot de oprichting van de "Catholic Apostolic Church".

Vandaar.

Bijzonder is wel dat deze eerste kerk in de Apostolische traditie, inmiddels vrijwel is uitgestorven. Vooral wanneer je je bedenkt dat deze zelfde kerk in korte tijd, na 1830, een enorme groei doormaakte: rond de eeuwwisseling naar de 20e eeuw kende ze ruim 200.000 leden en had ze zo'n 1.000 gemeenten over de hele wereld. Eén van haar eerste, belangrijke voorgangers, Edward Irving, trok, wanneer hij predikte, soms wel 3.000 toehoorders aan.

Deze kerk is vrijwel geheel verdwenen. In Engeland tref je soms nog een kerkgebouw aan met een plaquette aan de muur waarop vermeldt staat dat het gebouw oorspronkelijk door de Catholic Apostolic Church is gebouwd. Van de 17 gemeentes in Nederland, zijn er nog ongeveer 3 over. Nieuwe ambtsdragers worden al vele decennia niet meer aangewezen. De leden van de kerk hebben aansluiting gezocht bij andere, Christelijke kerken en komen nog beperkt samen om hun eigen rituelen uit te voeren.

De kerk kende echter verschillende afscheidingen die zich in de loop der jaren weer vertakten. Deze nog jonge scheut van de Christelijke Kerken, kent al een zeer volgroeide kruin. Wereldwijd zijn er zo'n 9 miljoen mensen die zich Apostolisch noemen. En daar ben ik er één van.

Nieuwsgierig liep ik dus het landgoed in Albury op. Ik zag het bordje dat het niet toegankelijk was, maar, zo was mij verzekerd, Apostolischen worden getolereerd.

Het duurde niet lang toen een dame naar mij riep, of ik verdwaald was. Na mijn uitleg, raakte ze in toenemende mate geïrriteerd. Ze woonde hier al haar hele leven en steeds opnieuw "those Apostolic" die maar het terrein op kwamen lopen. Ze was echt Engels, je moest goed naar haar luisteren om te begrijpen dat ze het echt zat was: "this is really an issue for me..."

We zijn maar weggegaan.

We liepen nog even naar de kerk die Drummond aan de rand van het landgoed had laten bouwen. De eerste kerk die door de Catholic Apostolic Church was gebouwd.

Hij zat op slot...

maandag 29 juli 2019

Terschellingers hebben geen hart!


Dit is een verbazingwekkende foto.

We zien een ouder echtpaar wat afwachtend in de camera kijken. Ze zijn werkelijk omringt door bloemen. In zoverre ik ze kan herkennen: tulpen, fresia's, hyacinten, margrieten. Het houdt gewoon niet op.

Het is 22 mei 1944, Amsterdam.

Het is midden in de oorlog. De hongerwinter zou later dat jaar ongenadig toeslaan. Als ik de verhalen mag geloven, zouden diezelfde tulpen, althans de bollen, in die periode onderdeel worden van het dagelijkse voedsel.

Maar nu nog worden ze gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld: ze accentueren een feest. In dit geval: de man en vrouw op de foto zijn 50 jaar getrouwd. De geschiedenis verhaalt niet hoe men aan alle bloemen is gekomen. Ze zijn er. In overvloed.

De man is Philippus Ewouds en de vrouw is Hitje Groendijk. Mijn overgrootouders. Mijn oma lijkt overigens sterk op haar moeder, zo is hier te zien. Philippus lijkt verrassend veel op de oudste zoon van mijn oma: Jan.

Ze hebben hier een lange weg afgelegd.

Beiden zijn geboren op Terschelling. Om precies te zijn: Formerum. Phillipus staat, als hij wordt gekeurd voor militaire dienst, in de boeken als "visscherman". We zijn dan in het jaar 1893. Een jaar later zou hij trouwen met zijn Hitje.

Het was armoe troef op dat eiland. Phillipus was dus regelmatig en langdurig weg: we zien bijvoorbeeld inschrijvingen in Amsterdam, Broek in Waterland, Landsmeer. Een soort gastarbeider, zou je kunnen zeggen. Een gelukszoeker. Hij pakte alles aan wat nodig was om zijn gezin te kunnen onderhouden. Hij staat dan ook in de boeken als bootwerker, arbeider en ga zo maar door.

Hij moest wel want op Terschelling wachtten 12 kleine kinderen. Heel bijzonder, ze bleven ook alle twaalf in leven.

Wanneer het gezin naar vasteland is gekomen is niet helemaal duidelijk, maar in ieder geval wordt het grootste deel van het gezin in 1920 ingeschreven in Landsmeer. Ze hebben dan al even in Amsterdam gewoond, maar hoe lang dat is geweest, is niet terug te vinden. Ik vermoed dat de emigratie van het eiland naar de grote stad toch ergens in 1920 is gebeurt: de drie oudste kinderen trouwen namelijk allemaal in dat jaar en blijven op het eiland.

Bovendien worden er tot 1919 kinderen geboren die op Terschelling worden ingeschreven.

Mijn oma, ook Hitje, is in 1920 12 jaar oud. Ze zal haar hele leven trots zijn op haar Terschellinger afkomst en een hekel hebben aan haar naam. Ze laat zich liever Hettie noemen.

Mocht u ooit de verhalen van Sil de Strandjutter hebben gelezen: Sil is een verzinsel, als ook Lobke, maar veel van de gebeurtenissen in het boek, komen overeen met de jeugdverhalen van mijn oma. Zo vertelde zij dat ooit het hele dorp dronken over het eiland zwalkte, nadat er een schip met vaten drank was aangespoeld.

Mocht u sentimentele gevoelens hebben over het leven op het eiland. Vergeet het. Het was armoe troef en een dagelijks gevecht om te kunnen overleven. Niet voor niets riep mijn oma steeds in herinnering:

"Terschellingers hebben geen hart."

Ze waren gevormd door hun dagelijks gevecht om eten. Als u de liefelijke boerderijtjes op het eiland in gedachten heeft: de boerderij kent een piepklein huisje en een grote stal. Het hele gezin, 14 man, woonde en sliep in dat piepkleine huisje. De stal was voor de beesten en voor de opslag.

Ergens rond 1920 geven Philippus en Hitje het gevecht dus op. Ze vertrekken van het eiland naar de grote stad.

Er gebeurt nog iets dat de loop van onze familiegeschiedenis zal bepalen: in 1920 staat het gezin in de boeken als Nederlands Hervormd. Bij een volkstelling in 1928 is dit verandert in HAZEA: Hersteld Apostolische Zendingsgemeente in de Eenheid der Apostelen.

Ze zijn Apostolisch geworden...


zondag 28 juli 2019

Kruisbeeld

Sinds enkele jaren profileert het Apostolisch Genootschap zich als "een plaats voor religieus-humanistische zingeving".

Een mond vol.

Maar wat stáát hier nu eigenlijk?

Ik ga voor dit moment niet naar de woordverklaring: u heeft allen de beschikking over internet, dus "google" de woorden maar eens en er komt van allerlei kanten een uitgebreide verklaring uw kant op.

Ik zou zeggen: zoek het daar maar uit.

Voor mij vormt deze zin één van de kernvragen waar het ApGen zich voor gesteld ziet. Een zoektocht naar wie we nu eigenlijk zijn en de behoefte om dit te verwoorden.

Apostolischen zijn talige mensen. En we willen er tegenwoordig graag bijhoren.

Waarbij?

Dat is inderdaad de vraag...

Voor de kerkgangers onder ons, valt al snel iets op wanneer u één van onze kerken, gebouwen in apostolisch woordgebruik, bezoekt.

Nergens vindt u het kruisteken.

Hét symbool voor vrijwel alle christelijke Kerken, wordt binnen het Apostolisch Genootschap niet gebruikt.

Zijn we dan geen christenen?

Aha, hier wordt het interessant. Hier beginnen de meningen namelijk uiteen te lopen. Als ik voor mezelf spreek:

jazeker, ik ben christen.

Ik vermoed, ik heb dit nooit zo specifiek gecontroleerd, dat vele van mijn broeders en zusters hier niet volmondig "ja" op zullen zeggen en velen zullen het zelfs expliciet en onmiddellijk ontkennen.

Verwarrend?

Niet voor iemand die al zijn hele leven apostolisch is. Ik weet niet beter of dergelijke grote onderlinge verschillen in opvattingen zijn mij bekend en ik lig er niet wakker van.

Ik ga even terug naar het kruisbeeld, dat dus als symbool niet in onze kerken wordt gebruikt. We kunnen het kruis niet anders zien dan als een ronduit afschuwelijk martelwerktuig.

We hebben het onderling wel over het beeld van de verticale en de horizontale as (ik zei het al, we zijn nu eenmaal een talig volkje). Hiermee wordt bedoeld dat we ons, als gelovigen, bevinden in het snijpunt van de verbinding met God (de verticale as) en óók met onze medemensen (de horizontale as). Hierbij is de primaire belangstelling binnen het ApGen voornamelijk gericht op de relatie met onze medemens. Zij heeft derhalve traditioneel een sterk humanistische benadering van haar wereldbeeld.

Maar God is er ook. Sterker, in onze erediensten zijn er vele momenten die wijzen op de religieuze verbinding: er wordt gebeden, er wordt een avondmaalsviering gehouden (dat heet binnen het ApGen "de rondgang", met ouwel en wijn), er wordt gedoopt, een huwelijk wordt tijdens een kerkdienst bevestigd en soms, het mag voor mij wel vaker, wordt in de preek gebruik gemaakt van verhalen uit de bijbel. Ook worden het kerstfeest, pasen en pinksteren uitgebreid gevierd.

Nu zijn er binnen het ApGen broeders en zusters, tegenwoordig dreigt dit archaïsch woordgebruik te worden, er wordt steeds meer gebruik gemaakt van elkaars voornaam, die het liefst al dergelijke "religieuze balast" overboord zouden willen gooien.

Dan blijft dus alleen de humanistische lijn over.

Daar lig ik dan weer wel wakker van.

Voor mij is er niks mis met de humanistische lijn in mijn denken: ik ben lang genoeg apostolisch om vooral de relatie met mijn medemens als kostbaar en verrijkend te ervaren. Maar ik raak toch een paar belangrijke handvatten kwijt als het zich hiertoe gaat beperken.

Om een paar voorbeelden te noemen:

1) zo langzamerhand beginnen we te ontdekken dat de klassieke, humanistische benadering, namelijk het centraal stellen van de mens, een te beperkte en zelfs erg gevaarlijke is. De mens staat helemaal niet centraal, maar is onderdeel van een veel groter geheel.Tot op heden dreigt de zich centraal stellende mens vooral zijn eigen leefomgeving te vernietigen.
2) Bovendien, ik realiseer me dagelijks dat er feitelijk niks is wat ik aan mezelf te danken heb: vrijwel alles is mij vanuit de Schepping, gegeven: zicht, gehoor, reuk, verstand, bewustzijn, het kunnen liefhebben, etc.
3) Maar vooral, ik kan mij niet anders voorstellen dan dat er zin is verbonden aan ons bestaan en dat van de hele schepping. Doordat ik hier heel soms, uiterst gefragmenteerd, spaarzame inzichten in krijg, ik ken nu eenmaal vele beperkingen, dat helpt mij om te worden wie ik ben en daardoor tot zingeving te komen.

Er is voor mij dus nadrukkelijk een religieuze lijn in mijn denken. Ik spreek deze aan met "God". En van daaruit zijn mijn medemensen mijn broeders en zusters.


vrijdag 14 juni 2019

Bewaren



Zoals u misschien heeft gevolgd in de nieuwsberichten, wordt mijn woonplaats, Gouda, de afgelopen weken geteisterd door een onverlaat die auto's in de brand steekt.

Altijd 's nachts en altijd stiekem.

Het houdt de gemoederen flink bezig. En dat is waarschijnlijk weer koren op de de maalstenen in het hoofd van onze brandstichter.

Hoe dan ook.

Vanmorgen stond ik in mijn voortuin. Een straatgenoot passeerde mij. We  groetten elkaar. Op de hoek aarzelde hij even en toen draaide hij zich nog even naar mij om:

"Gelukkig zijn we vooralsnog bewaard gebleven voor de autobranden..."

Zonder dat hij zich dit realiseerde, drukte de man ergens bij mij op een knop, waardoor in mijn hoofd een lied begon te zingen.

De voluit gezongen melodie golfde door mijn brein, de woorden wilden niet erg meekomen. Een tekst over stormen en golven en dat "uw hand ons zou bewaren..." of was het nou "uw arm..."?

Van wie die "hand" of die "arm" was, is binnen het ApGen nooit helemaal duidelijk. In de tijd dat we dit lied zongen, ruim 30 jaar geleden, zou het zomaar kunnen slaan op de apostel, maar het zou ook god kunnen zijn.

Misschien omdat we daar nooit goed uitkwamen, worden dergelijke liederen tegenwoordig niet meer gezongen. Zeker niet voluit.

Toch kan ik me herinneren dat er met mij iets magisch gebeurde als we dit lied zongen. Dat gebeurde dan tijdens een bijeenkomst waar het jeugdkoor zong: een paar honderd stemmen die de ruimte vulden.

Het gaf vertrouwen.

Er was iets waar we op konden terugvallen. Ook als het allemaal verloren leek. Als de golven je dreigden te overspoelen. Als je niet meer wist waar je het zoeken moest van ellende.

Het zou er zijn...

Maar we hebben hier nooit een beeld bij gevormd. Het bleef bij dat gevoel dat je op dat moment leek op te tillen. Dat gevoel dat er niets was dat je niet aan zou kunnen. Dat je altijd weer boven zou komen drijven. Dat je uiteindelijk weer vaste grond onder je voeten zou krijgen.

Maar van wie was dan toch die arm die je zou beschermen?

We gaven eigenlijk al het antwoord toen we het zongen en ervoeren: het zit diep in ons. Daar zit de kracht die ons zal beschermen.

En we kunnen het bij elkaar oproepen.

En het was er ook weer toen die buurman voorbij liep en nog even iets over bewaren naar mij riep....

Ook ik had het bewaard. Diep in mijn hart.

Het is er nog steeds ...

naschrift: de melodie zong de verdere middag door mijn hoofd en stukje bij beetje kwamen ook de woorden weer terug:

Al wankelt d´aard,
Gij wankelt niet o Heer
Heil wie op U vertrouwt,
Gij zijt een staf tot over ´t graf
Een vaste rots in ´t wilde meer
Voor hen die op U bouwen

Al stormen de golven van het meer
Al dreigen doodsgevaren
Tot U alleen
Roept mijn geweên
Gij zijt mijn toeverlaat, o Heer,
Uw arm zal mij bewaren…

donderdag 13 juni 2019

Pinksteren.

F.W. Schwartz

Nog zo'n tekst die alweer een paar dagen door mijn hoofd zingt:

"Heil'ge geest, wil in dit uur
ons bezielen met uw vuur,
dat het volk in u gelooft,
moedig zijn...."

en daar vervaagt de tekst tot een soort brei.

Het is natuurlijk niet toevallig dat juist deze tekst in mij opkwam. Het was immers Pinksteren, afgelopen maandag. Een feest waar wij, apostolischen, maar moeizaam raad mee weten.

Dat is wel anders geweest.

Bij het ontstaan van de apostolische kerken, ergens halverwege de 19e eeuw, was diezelfde heilige geest nu juist erg dominant in haar kerkleven aanwezig. Feitelijk alles moest worden bezegeld door de heilige geest. In vele gemeenten waren daarom profeten aanwezig. Zij profeteerden tijdens een eredienst en waren hiermee de woordvoerders namens de heilige geest. Een apostelroeping, een priesterwijding, een uitzending naar een ander land, het stichten van een nieuwe gemeente, al dergelijke gebeurtenissen werden ofwel voorafgegaan door een profetie of werden bekrachtigd door een profetie.

En ja, natuurlijk ontstond er vrij gemakkelijk dispuut of een profetie nu waarachtig of juist vals was. Dat leverde nogal eens wat trammelant op.

Maar, eerlijk is eerlijk, we hebben het ook aan een profetie te danken dat ene Friedrich Wilhelm Schwartz, in 1863 op 48-jarige leeftijd in Hamburg op een boot naar Amsterdam stapte om daar het apostolische werk te vestigen. De man sprak geen woord Nederlands en kende kind noch kraai in ons land.

En toch....

Er zijn bij zijn overlijden in 1895 7 gemeentes in Nederland met ongeveer 1.000 leden.

Heil'ge geest, wil in dit uur....

Natuurlijk ken ook ik de neiging om op een rationele wijze na te denken over "de heilige geest". Natuurlijk onderken ik de gevaren van mensen die beweren te spreken vanuit de heilige geest. En nee, ik geloof niet dat het zo één op één kan werken.

Als er al een heilige geest door mensen kan werken, dan is dat zeker geen exclusief recht voor enkelen. De functie van profeet bestaat dan ook vanaf het begin van de 20e eeuw niet meer.

Toch geeft het je wel te denken.

Maar nu kom ik op het terrein van wat ik maar het intuïtief weten noem. Mensen of eigenlijk de gehele schepping zijn verbonden door een kracht of, laat ik het bezieling noemen. We komen dan op een terrein waar wij, apostolischen, ons niet zo thuis voelen: het gebied voorbij woorden. Het gebied dat ons voorstellingsvermogen overstijgt. Het gebied dat alleen betreden kan worden vanuit een stille verbinding. Dat alleen grijpbaar is als je durft los te laten. Dat je alleen met buiten verbindt door je naar binnen te richten.

Noem het gebed.

Noem het meditatie.

Noem het geloof.

Maar zo krachtig, dat je op een boot stapt om naar een land te varen en daar de mensen mee te nemen naar dat gebied.

Omdat het je gevraagd wordt.

Omdat je gelooft....



Naschrift.
Ook deze tekst, althans het refrein, kwam na lang, zeurend dreinen in mijn hoofd, terug:

heil’ge Geest, wil in dit uur,
ons bezielen met uw uw vuur,
dat het volk, in U gedoopt,
moedig zij, op God steeds hoopt.
heil’ge Geest, levenskracht,
met U zij Gods wil volbracht.



zondag 2 juni 2019

Kersentijd




De lokale voorganger van onze kerk, begon opeens zijn gebed met de aanhef:

"Bron van Zijn..."

Ik begreep dat hij deze frase had opgepikt van een cursus die lokale voorgangers een keer konden volgen en waar het Aramese Jezus-gebed werd behandeld. Omdat hier wordt gewerkt vanuit gnostische inzichten, de werken van Bram Moerland (degene die verantwoordelijk is voor de gebruikte vertaling van het gebed van Jezus uit het Aramees) zijn mij bekend, vroeg ik deze voorganger of hij hier een keer tijdens een eredienst meer aandacht aan wilde besteden.

Voor zover ik weet, heeft hij dat nooit gedaan.

Ik haal dit voorbeeld aan omdat het voor mij tekenend is voor de situatie waar het ApGen zo langzamerhand in terecht aan het komen is.

Laat ik het samenvatten onder het begrip "cherry-picking"...

Links en rechts worden inzichten of teksten aangehaald en bijeengedreven tot een soort van idee, zonder dat er sprake is van een diep doorleven of een, bijvoorbeeld door studie, doorwrochte kennis. Als ik de achtergrond van het begrip "cherry-picking" bedenk, dan sluit dat precies aan op wat ik bedoel:

De term is een analogie van kersen plukken, waarvoor in het Nederlands het leenwoord cherrypicking bestaat. Een buitenstaander die alleen naar de geplukte kersen kijkt, ziet niet de mindere exemplaren en kan daardoor de verkeerde conclusie trekken dat alle kersen in de boomgaard net zo mooi zijn als de geplukte kersen. Daarbij wordt er geen rekening gehouden met de selectie die de kersenplukker heeft gemaakt tijdens het plukken. Dit kan zowel bewust als onbewust gebeuren. (Wikipedia)

Het resultaat is een oppervlakkige mix van teksten en ideeën, zonder dat hier een samenhangend idee onder zit. De laatste tijd wordt dit voor mij extra benadrukt doordat tijdens erediensten steeds vaker gebruik wordt gemaakt van filmpjes die direct van YouTube worden geplukt. Filmpjes die heel direct een appel doen op je emoties en zo een soort van "feel-good" dienst opleveren.

Brrrr.

In de tijd dat ik zelf nog diensten verzorgde, waren de weekbrieven waarin opeens een filosoof of schrijver werd aangehaald die mij onbekend was, berucht voor mij. Overal in de lande begonnen voorgangers op Wikipedia iets over deze denker bijeen te scharrelen en voordat je het wist, stond je hierover te spreken of het voor jou allemaal gesneden koek was.

Een week later was je de naam alweer vergeten.

Ik heb op enig ogenblik besloten om hier niet meer in mee te gaan. Ik sprak alleen nog over personen die mij, vanuit (zelf)studie of belangstelling of mijn werk, bekend waren en anders niet.

Neem nu het Aramese Jezus-gebed door Bram Moerland. Deze prachtige tekst komt voort uit een uitgebreide studie en een diep geloven van deze filosoof. Op zijn mooist vind ik deze uitgelegd in zijn boek waarin hij het evangelie door Thomas behandeld. Waarin hij uitlegt dat Thomas Jezus als mens beschouwde en de Christusnatuur als vanzelfsprekend deel van ieder mens. Waarin hij uitlegt dat ieder mens twee naturen heeft: een menselijke en een goddelijke en dat Thomas nu juist poogt om in zijn leer deze beide naturen in ieder mens in balans te brengen (in plaats van het uitbannen van menselijke behoeften). 

Een boodschap waarmee ook werd aangegeven dat het "heil" nooit afkomstig kan zijn van een kerk maar dat deze ontdekt moet worden in jezelf.

Een boodschap waardoor degenen die zich afwenden van de kerk en in hun manier van leven deze "goddelijke vonk in zichzelf" proberen zichtbaar te maken, degenen zijn die Jezus wellicht het beste hebben begrepen.

Mensen die door de kerken worden nagewezen, vervolgd of zelfs gedood.

"Bron van zijn, die ik ontmoet in wat mij ontroert,
Ik geef u een naam, opdat ik u een plaats kan geven in mijn leven,
Bundel uw licht in mij en maak het nuttig.

Vestig uw rijk van eenheid nu,
uw enige verlangen handelt dan samen met het onze,
Schenk ons wat we elke dag nodig hebben aan brood en inzicht,
Maak de koorden van fouten los die ons vastbinden aan het verleden,
opdat wij ook anderen hun misstappen kunnen vergeven.
Laat oppervlakkige dingen ons niet misleiden.

Uit u wordt geboren:
de alwerkzame wil,
de levende kracht om te handelen,
en het lied dat alles verfraait,
en zich van eeuw tot eeuw vernieuwt."

(Jezus-gebed. Bram Moerland)

zaterdag 1 juni 2019

Maria van Heusden, bid voor ons

Maria van Heusden
Gister bezochten Anita en ik in Heusden de kapel waarin een beeldje van Maria met haar kind wordt vereerd. Het beeldje staat bekend als "de Maria van Heusden". Het wonderlijke verhaal van het middeleeuwse beeld is dat zij tijdens of na de Elisabethvloed in 1421 tegen de stroom in, aanspoelde in het stadje. Sindsdien wordt het beeldje vereerd, alhoewel Heusden nooit is uitgegroeid tot een pelgrimsplaats zoals Lourdes. Bovendien, Heusden kent een ware concurrent in het nabijgelegen Elshout: ook daar is Maria verschenen aan een middeleeuwse boer en ook daar heeft zij wonderen verricht. En jawel, ook daar wordt haar beeltenis vereerd.

Hoe dan ook.

Ik heb niet zoveel met de Mariaverering en al die wonderlijke verhalen over beelden die een eigen wil lijken te hebben en zelfs in staat blijken om zieken te genezen.

Daar ben ik, in al mijn vrijzinnigheid, nu weer te calvinistisch voor, vrees ik.

Maar hier zag ik, in deze eenvoudige kapel in de RK-kerk in Heusden, een prachtig houten beeldje van een jonge vrouw die haar kind in haar armen meedroeg. Ze droegen beide een kroon, waarvan die van haar kind nog het meeste leek op de tiara van de paus.

Dat is overigens wel wonderlijk: de hoofddeksel van de plaatsvervanger van Petrus, wordt nu op het hoofd van Jezus geplaatst. Eén ding weten we allemaal heel erg zeker: Jezus heeft nooit van zijn leven een tiara op zijn hoofd gehad.

Het geheel hangt dan ook van tegenstrijdigheden aan elkaar, maar dat vond ik wel charmant: we kijken nu eenmaal naar volkskunst en zoveel kennis zal de middeleeuwse houtsnijder niet hebben gehad, behalve wat hij dan in de kerk tijdens de vieringen tot zich kreeg.

Wat mij raakte was de tekst van iemand die op een muur in de kapel een bescheiden plekje had gekregen. De schrijver (ik gebruik voor mijn gemak de mannelijke vorm, maar dat kan net zo goed de vrouwelijke zijn) gaf te kennen vanuit de rationele benadering die onze tijd nu eenmaal kenmerkt, weinig geloof te kunnen hechten aan het verhaal van een beeldje dat tegen de stroom van de Elisabethvloed in, naar Heusden was gedreven. Ook de wonderbaarlijke krachten die het beeld zou bezitten, nam hij met een paar korreltjes zout. Toch voelde de schrijver veel emotie als hij naar het beeldje keek. Hij constateerde dat in onze samenleving zoveel kloven ontstonden die vaak nauwelijks overbrugbaar bleken. Hij realiseert zich dat de boodschap die in het bijbelverhaal wordt verkondigd, die van de liefde is. Hij vraagt vervolgens aan Maria om hem inzicht te geven in zijn eigen doen en laten. Om kracht om iets voor anderen te betekenen.

Via deze tekst sprak tot mij een 21e eeuwse tijdgenoot. Iemand die heel goed snapt dat je van een houten beeldje geen wonderen kan verwachten. Maar ook iemand die in staat was om door dit beeldje bij zijn religieus gevoel te komen. Zijn compassie met de mensheid en zijn onvermogen om de vele tegenstellingen te overbruggen. Die zich realiseerde dat hij hier hulp bij nodig had. Die hiervoor de weg had gevonden door de lessen die hij in zijn leven had geleerd: de weg naar binnen door gebed en devotie naar Maria.

Het is niet mijn weg.

Maar Anita en ik hebben samen wel een kaars gebrand.

Uit respect.

vrijdag 31 mei 2019

Convey it then! Art thou not an apostle?

de nieuwe apostelen in 1836

Geef het maar toe, waarde lezer: ik heb uw nieuwsgierigheid geprikkeld....

Apostel, opziener, oudste, herder, priester... het zijn nogal exotische namen die binnen het Apostolisch Genootschap decennialang golden als "arbeidsnamen". En nee, het is niet waarover apostolisch-zijn gaat en ja, het is toch wel boeiend om te vernemen waar deze namen aan zijn ontleend.

Vooruit, ik zal mij verklaren.

Ik ga dan weer terug naar ongeveer 1830. In die tijd had nog niemand van apostolischen gehoord, tenzij je spreekt over de heilige, apostolische kerk want daarmee wordt de RK-kerk bedoeld.

Het was nogal een tijd: Napoleon was net 15 jaar eerder definitief verslagen in Waterloo. Alhoewel, je wist het maar nooit met die man: al eerder was hij ontsnapt van Elba en in de kortste keren had hij weer de macht in Frankrijk gegrepen. Napoleon die als een razende roeland vrijwel geheel Europa had veroverd en hierbij vele vorstenhuizen ten val had gebracht. Diezelfde vorsten waren rond 1830 druk bezig om hun oude privileges weer te heroveren, terwijl de Europese volkeren dergelijke middeleeuwse praktijken niet langer dulden. Overal braken dus rellen, opstanden en zelfs revoluties uit.

Minstens zo ingrijpend was de uitvinding van de stoommachine en daarmee de ontwikkeling van grootschalige fabrieken, de aanleg van spoorwegen en de ontwikkeling van stoomschepen. Europa kwam in een versnelling, waarbij hele volksstammen het platteland verlieten en naar de steden trokken: daar was werk.

Tenminste, wel werk, maar geen voorzieningen als rioleringen, schoon water, een vuilnisophaaldienst en dergelijke. In de overvolle steden braken dus voortdurend de meest afschuwelijke epidemieën uit met vaak duizenden doden als gevolg.

De ontwikkeling van de techniek, bracht ook nieuwe vormen van oorlogvoeren met zich mee. Grotere kanonnen, gepantserde schepen, de mitrailleur, verbeterde geweren, verwoestende raketten en bommen....slagvelden werden slachtvelden en ook burgers werden niet langer ontzien. Burgers waren toch niet zoveel waard in die tijd: kinderarbeid was nog heel gewoon en zwangere vrouwen hadden geen andere keus dan tot het laatste moment doorwerken en na de bevalling weer, huphup, aan de arbeid...

Het is dus niet zo verwonderlijk, het lijkt een beetje mensen eigen te zijn, dat al deze, vaak gruwelijke veranderingen velen tot de overtuiging bracht dat de wereld op korte termijn zou vergaan....

Ook in Engeland wemelde het van de gebedsgroepen die de mensen probeerden te overtuigen van het einde der tijden, zoals ooit door Johannes voorspelt...

In Albury kwam zo een groepje mannen bij elkaar die gezamenlijk de bijbel lazen en de actualiteiten probeerden te verbinden met bijbelteksten. Ze spraken, baden en zongen met elkaar. En zo ontstond ook bij hen langzaam het besef dat de wereld zich naar haar eindtijd bewoog en dat de wederkomst van Jezus dus ook verwacht mocht worden.

Maar hier, zo bedachten ze, ontstond er toch een probleem.

Immers, Jezus had tot zijn discipelen gezegd dat hij tot hen zou terugkeren...

Daar hebben ze lang over doorgesproken en uiteindelijk kwamen ze tot de conclusie dat ze er dus voor moesten zorgen dat de oorspronkelijke kerk zoals deze door Jezus was gesticht, weer opnieuw zou moeten worden ingericht...de structuur moest worden hersteld....compleet met apostelen....

En zo geschiedde...

In al hun naïviteit, anders kan het toch echt niet genoemd worden, hebben ze zelfs geprobeerd om alle kerkelijke leiders, inclusief de paus en wereldlijke leiders, koningen en keizers, te overtuigen van hun standpunt. Ze stuurden hen allen een "Testimonium" met de dringende oproep hen te volgen in het herstel van de oorspronkelijke kerk.

Ik geloof niet dat er één de moeite heeft genomen om te reageren.

Er werden dus apostelen aangewezen, opzieners, oudsten, herders, diakenen.  In die periode waren er ook nog profeten. Deze arbeidsnamen werden gevonden in de verschillende bijbelboeken en de onderlinge relaties werden uitgevogeld door gesprek en gebed.

Deze apostelen waren, zonder twijfel, moedige mensen. Ze verdeelden onderling de wereld en ze stapten in bootjes om op alle continenten hun boodschap uit te dragen.

En de beweging sloeg aan....

Eind 1900, nog geen 70 jaar verder, waren er al ruim 200.000 leden, verspreid over de hele wereld, maar met de snelst groeiende aanhang in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland....


donderdag 30 mei 2019

De kern van ons geloof....



Afgelopen week trof ik op de balie van de receptie op mijn werk een flyer aan waarin werd verteld over Pasen. Dit om te voorkomen dat dit belangrijke feest alleen nog maar wordt geassocieerd met eieren, kuikentjes en de paashaas. Het is voor christenen ook het moment om het lijden van Jezus van Nazareth te herdenken.

De receptioniste zag mij de flyer lezen en gaf aan dat het voor haar een belangrijk feest is. Ik vroeg haar wat het voor haar betekende. Nou, daar was ze duidelijk in...

"Het is de kern van ons christelijk geloof..."

Ik ben christen en ik had het nog niet zo bekeken. Ik keek haar dus vragend aan.

"In zijn lijden nam Christus het lijden van de hele mensheid op zijn schouders. Zijn lijden is zo intens geweest, daar kan geen mens zich een voorstelling van maken...hij wist zich op enig moment verlaten door de Heer, opdat hij alle zonden van de mensen op zich kon nemen..."

In het ApGen staat het lijden niet centraal. We onderkennen het vreselijke lot dat deze mens heeft getroffen: verraden door zijn vrienden, verraden door het volk, verraden door de machthebbers en als verschoppeling bespot, bespuugd en uiteindelijk door het kruis een onmenselijk wrede dood gestorven.

Wat mij, treft in dit verhaal is vooral het menselijke aspect, de wanhoop die uit zijn woorden blijkt ("Mijn God, waarom hebt U mij verlaten?"). Waar blijkbaar vele van onze broeders en zusters hier een metafysische verklaring aan geven, is het voor apostolischen, voor mij, juist een teken van menselijkheid... wie zou niet wanhopen op zo'n moment? Tegelijkertijd laat het verhaal ook zien dat Jezus steeds blijft vasthouden aan zijn beginselen en in zijn laatste moment geeft hij zich weer over aan God ("Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest").

Wat mij treft in de mens Jezus van Nazareth is dat hij spreekt over een God van liefde en hem benaderd als een kind: hij spreekt over zijn vader. Hij laat deze relatie leidraad zijn voor zijn relatie met zijn medemensen en met de wereld om hem heen. Op die wijze vormt deze unieke mens een geheel nieuwe context om zijn plaats in en met de wereld te definiëren.

Het echte wonder van Jezus is voor mij dat hij gewoon een mens van vlees en bloed was.

Tegelijkertijd onderken ik dat mijn zienswijze een beperkte is. Het is geen kwestie van "gelijk" of "ongelijk". Vanuit de vele, zich van elkaar onderscheidende stromingen, zijn allerlei invalshoeken zichtbaar en ik geloof dat ze gezamenlijk uiteindelijk een veel completer beeld kunnen schetsen dan alleen die ene ingang die mij is geleerd.

Ik bedoel hier niet mee te zeggen dat ik zomaar meega in de metafysische verklaringen rond het lijden en sterven van Jezus van Nazareth, maar wel dat ik bescheiden wil zijn in het afgrenzen van mijn werkelijkheid. Ik ben er diep van overtuigd dat mijn blik beperkt is en dat ik "de wereld in fragmenten zie..."

Dat betekent dus ook dat ik me steeds meer aanleer om te luisteren naar wat die ander mij zegt, zonder hier onmiddellijk mijn eigen beeld tegenover te stellen.

Zoals die oude, wijze, Goudse priester, van Hofweegen, mij ooit antwoordde toen ik hem vroeg naar de vele rondgaande verklaringen over God:

"Ik kan eigenlijk alleen maar zeggen als iemand mij iets over God vertelt: ...en dat is óók waar..."

En weet je, mijn wereld wordt steeds groter zo...

woensdag 29 mei 2019

Thomas


Ongelovige Thomas - Kunstmuseum Basel

In mijn vorige blog (de kern van ons geloof), vertelde ik dat het lijden van Jezus niet zo'n centrale plaats heeft in onze liturgie en vieringen.

Daar liep ik vandaag nog eens over na te denken.

Toevalligerwijs was ik vandaag uitgenodigd om een kerkdienst bij te wonen in Westerkim, een lokatie van PCSOH in Nieuw Vennep. De dominee, Johan Vos, sprak in zijn overdenking over ongelovige Thomas.

En opeens werd ik beetgepakt en stond ik, zo 'n 22 jaar terug met mijn zusje in het Kunstmuseum in Basel (Zwitserland). Mignon, mijn jongere zus, woonde en werkte als componiste, zangeres en musicus in deze stad. Zij was van ons drieën thuis de meest creatieve, maar ook degene die dieper groef en verder zocht en zodoende een spirituele en intellectuele levenshouding ontwikkelde waar mijn broer en ik maar moeizaam bij konden komen.

Ik praat in de verleden tijd omdat Mignon alweer bijna 20 jaar terug is overleden aan de gevolgen van een hersenbloeding en kanker.

Maar daar was 22 jaar terug nog geen sprake van.

Mignon nam me mee naar het Kunstmuseum, eigenlijk omdat ze me maar één werk wilde laten zien: dat van de ongelovige Thomas. Ze vertelde mij dat ze door deze mens gefascineerd was geraakt. Ik kan me herinneren dat ze aangaf dat Thomas in haar optiek de enige Apostel was die blijkbaar bereid was om de rauwe werkelijkheid onder ogen te zien. Hij durfde de wonden van Jezus aan te raken, waar de anderen in hun opwinding volledig voorbij leken te gaan aan het lijden dat hun grote vriend had moeten ondergaan. Ze vroeg zich dan ook af waarom Thomas nu juist als ongelovig werd neergezet...

Dat bracht mij weer terug naar het boek dat ik momenteel lees van Tomas Halik: "Raak de wonden aan...". Niet toevallig gaat deze verhandeling ook weer over Thomas. En eigenlijk zegt Halik hetzelfde. Door een ingrijpende ervaring in India, hij bezocht hier een weeshuis waar kinderen onder erbarmelijke omstandigheden zichzelf in leven moesten zien te houden, kreeg het verhaal van Thomas voor hem eenzelfde bedding als die Mignon 22 jaar geleden aan het verhaal gaf. Malik vertelde namelijk dat zijn eerste impuls in het weeshuis was geweest om weg te hollen of om zijn gezicht af te wenden. Tegelijkertijd realiseerde hij zich dat hij alleen echt in beweging zou komen, als hij de confrontatie met het onmenselijke, schrijnende leed volop zou aangaan.

Hij moest de wonden aanraken...

En toen vroeg ik mij opeens af of wij, apostolischen, wel bereid waren om de wonden aan te raken.

De wonden van de wereld om ons heen.

Of we bereid waren om de volle confrontatie met het lijden aan te gaan.

En natuurlijk realiseerde ik me direct dat er zeker apostolischen zijn die deze bereidheid hebben. Die bereid zijn om hun comfortzone te verlaten en die plekken in onze samenleving op te zoeken waar het stinkt en waar het duister heerst.

Maar we moeten eerlijk zijn: dat zit niet in onze genen.

En als we geloven dat God liefde is en dat die liefde ieder mens geldt, dan zullen we misschien wat meer in beweging moeten komen.

Om met de woorden van diezelfde Thomas te spreken: "Het koninkrijk van God komt niet door ernaar uit te kijken. Men zal niet zeggen: Kijk, hier is het, of: Kijk, daar is het! Maar het koninkrijk is al over de aarde verspreid, maar de mensen zien het niet..." (Thomas 113).

Je moet het zien, maar misschien moet je het eerst geloven...

dinsdag 28 mei 2019

Zolang de schepping zich nog wil voltooien...





Een koninkrijk ligt diep in ons verzonken,

een erfenis die elk van ons beheert,

een schat die door wie waren is verschonken,

opdat in ons de liefde wederkeert.



Zolang de schepping zich nog wil voltooien,

zolang in ons het hoogste wordt geëerd,

wil zich in ons die erfenis ontplooien,

opdat steeds weer de liefde wederkeert.

Eén van de, voor mij, prachtige liedteksten die is geschreven door Marcel Heerink en getoonzet door Raymond Stoop. Het lied, ik beken het u, raakt mij altijd diep wanneer het tijdens een eredienst wordt gezongen.

Het bezingt het wonder.

Het wonder dat in ieder mens iets groots aanwezig is. Iets dat in staat is om te bouwen, ons verder te helpen, om antwoord te geven op de vragen die ons tijdens ons leven bestormen. Om lief te hebben.

Het verwoordt een verstillend vertrouwen. Dat het er is. In iedereen. Altijd.

Maar het vertelt ook dat het geen vanzelfsprekendheid is. Je zal je er wel voor moeten openstellen. Je zal zelf de deur moeten openen. Je zal zelf antwoord moeten willen zijn.

Moeten?

Ja en nee.

Het is die ene vraag die je alleen kan beantwoorden als je zelf voor de spiegel staat. Als je voelt: nu komt het erop aan. Als je een kracht voelt opkomen die groter is dan jezelf.

Zweverig?

Nee.

Het is vaak ploeteren. Het is vaak de scherven op de grond verzamelen en weer opnieuw beginnen. Het is door je tranen heen. 

Maar het laat ook zien dat het een geschenk is. Het is je gegeven. 

Het is schepping. Het is God, die handen en voeten zoekt. Die een mond zoekt. Die een mens zoekt die Hem wilt helpen.

Want het is geen vanzelfsprekendheid.

Het is een gebed.