Posts tonen met het label zoeken. Alle posts tonen
Posts tonen met het label zoeken. Alle posts tonen

zondag 23 januari 2022

Leven is veranderen ... maar hoe doe je dat?

een groepsfoto met apostelen (niet ApGen)

In het ApGen worden we al geruime tijd voorbereid op veranderingen. Dit moet ik goed zeggen, want veranderen is zo ongeveer een continu proces geworden. Je hebt immers veranderingen en veranderingen. Zo zijn er veranderingen die zo voor de hand liggen, dat je ze nog maar nauwelijks opmerkt. Het niet meer afsluiten van een eredienst met een gezongen drie keer "amen", is er zo eentje voor mij. En er zijn natuurlijk veranderingen waarvan je weet dat ze weerstanden gaan oproepen of waar door velen minimaal flink op moet worden gekauwd. 

Zo is tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van 16 januari duidelijk geworden dat apostel Wiegman dit jaar met pasen zijn verantwoordelijkheid gaat overdragen en bovendien dat deze overdracht aan meer dan één persoon zal plaatsvinden. 

Veel meer is er niet bekend en dit roept natuurlijk wel de nodige vragen op. Zoals, zal de functienaam van apostel nog aangehouden worden? Zo ja, krijgen we dan meer apostelen? Zo nee, wat betekent dit dan voor de naam van het apostolisch genootschap? Zonder dat hij hier uitspraken over deed, ging apostel Wiegman nog wel in op de betekenis van het woord apostel, n.l. brenger van de goede boodschap. Dit verbreedde hij echter (en overigens, in mijn optiek, terecht) naar een verantwoordelijkheid van een ieder. Die boodschap brengen we allemaal en wel door de manier waarop we in het leven staan. 

Ik vermoed dus dat we apostolisch blijven, maar dat we de functie van apostel vaarwel gaan zeggen.

Maar dit is gissen.

Dat we op dit punt zijn aangekomen, kan eigenlijk voor niemand een verrassing zijn. Immers, door apostel J.L. Slok werd er al voortdurend op gehamerd dat het brengen van de "christusgezindheid" (echt zo'n heerlijk apostolisch woord) niet alleen de verantwoordelijkheid van de apostel kan zijn: daar zijn we allemaal verantwoordelijk voor. Apostel Riemers begreep dat deze beweging alleen kans van slagen zou hebben, als de dominante en centrale rol van de apostel zou worden omgebogen: hij begon de dialoog op ooghoogte. Apostel Wiegman vond ik, eerlijk gezegd, hierin minder duidelijk, behalve dan dat hij zeer regelmatig, in navolging van zijn vader, riep dat de meeste voorgangers "in de zaal zaten". Ook durfde hij het aan om mee te bewegen met gemeenschappen en experimenten om de "klassieke" context van een apostolische gemeente (voorganger, kring van geestelijk verzorgers, broeders en zusters; eredienst op zondag) te verbreden en nieuwe vormen en structuren eens uit te proberen. Ook was wel duidelijk dat hij hierin gezamenlijk optrok met de beide landelijk voorgangers.

Vanuit de klassieke organisatieleer, is een ijzeren wet dat "structuur volgt strategie"(A.D. Chandler). Dat is ook wel logisch. Immers, structuur heeft als belangrijke doelstelling het besluitvormingsproces zo goed mogelijk te faciliteren. Door een heldere structuur, die past bij de doelstellingen van de organisatie, komt informatie op die plaatsen terecht waar ook een besluit kan worden genomen. Bovendien helpt een structuur die goed aansluit, ook om het gewenste gedrag (om de doelstellingen te kunnen bereiken) uit te lokken. 

Nu kan je betogen dat de genoemde wijziging een structuurwijziging is. Immers, je verandert (in ieder geval) de topstructuur van het ApGen. Een kritische beschouwer zal zich kunnen afvragen, wat er dan in de doelstellingen is gewijzigd, wat een structuurwijziging rechtvaardigt. Nota bene, een structuurwijziging die dwars tegen een al decennia gewortelde cultuur lijkt in te gaan. 

Een gewaagde stap.

Ik vermoed dat er helemaal niet zoveel is gewijzigd in de doelstellingen, behalve dan de toenemende behoefte om maatschappelijk relevant te zijn. Het ApGen is sinds haar oprichting in de jaren vijftig van de vorige eeuw (in golfbewegingen) meer of minder een gesloten gemeenschap geweest. Ze was dan ook in belangrijke mate intern gericht, terwijl haar belangrijkste doelstelling nu juist is om mensen te inspireren om in liefde te werken aan een menswaardige wereld (statuten, artikel 1.3.1). Dit geeft aan dat apostolischen, vanuit hun geloof en inspiratie, nu juist actief in de wereld werkzaam zouden moeten zijn. Dat gaat dus (veel) verder dan door en voor elkaar in mooie gemeenschappen.

De afgelopen jaren zijn hiervoor dan ook al vele initiatieven ontwikkeld, op niveau van lokale gemeenschappen en landelijk. Voorzichtigheidshalve moet echter ook worden opgemerkt dat het ApGen, anders dan vele andere kerken, nauwelijks een traditie heeft ontwikkeld in het werken in de wereld en hier dus echt een inhaalslag zal moeten maken (ook in het kader van maatschappelijke relevantie): het diakonaat, in de kerken het orgaan om in de wereld werkzaam te zijn, is binnen het ApGen nooit tot ontwikkeling gekomen. Diakenen zijn al vrij snel "dienenden" geworden met vooral taken in de eigen gemeente.

Enerzijds is er dus een toenemende druk vanuit lokale gemeenschappen om beleidsruimte; anderzijds de constatering dat vele apostolischen toch wel blijven "hangen" in het centralistische (apostelgerichte) denken. Niet voor niets is er tijdens de voorlichtingsavond van 19 januari een bijna continue oproep gedaan aan broeders en zusters voor initiatieven en ideeën om onze plaats in de wereld meer zichtbaar te doen zijn.

De structuur begint het ApGen dus in haar doelstellingen te knellen. Een structuur die diep wortelt in haar cultuur. Kijk maar naar de meeste geschiedenisboeken die over de apostolische beweging zijn geschreven: dit zijn geschiedenissen van individuele apostelen: zij vormen het alpha en omega van de beweging.

Om te komen tot een verbreding in verantwoordelijkheden, een doorbreken van het centralistische denken, is er dus een structuurmaatregel nodig. Het zal echter voor iedereen duidelijk zijn dat ook dit een stap is in een ontwikkeling die hiermee nog zeker nog niet is afgerond. 

Het lot van het ApGen wordt steeds meer in handen gelegd van de broeders en zusters en haar lokale gemeenschappen. Dit is weliswaar een noodzakelijke, maar ook bijzonder spannende stap: nemen zij hun verantwoordelijkheid...


Een aangepaste versie van deze blog werd gepubliceerd op "Op de keper beschouwd":

https://www.opdekeperbeschouwd.nl/op-eigen-benen-staan/

dinsdag 27 april 2021

What's in a name?



Een van de onderwerpen die tijdens de digitale paasbijeenkomst werd besproken, is de rol van de apostel en, hiermee samenhangend, de naam van onze kerk: 

Apostolisch Genootschap.

Alhoewel ik het woord liever niet meer zou willen horen, blijkt ze ook hier zo ongeveer het credo te zijn: 

eigentijds. 

Voor de leden werd onder andere een film gepubliceerd waarin eerst zuster Truus Bouman en vervolgens broeder Wouter Beuzel hun standpunt weergaven met betrekking tot de naam "Apostolisch Genootschap".

Met een gezichtsuitdrukking alsof hij iets bijzonder smerigs in zijn mond had gekregen, verklaarde Beuzel dat de naam "voor buitenstaanders" teveel een "kerkelijke associatie" oproept. 

Ik kan eigenlijk alleen nog maar in grote verbazing luisteren en kijken naar dergelijke verklaringen. Om de één of andere, voor mij volstrekt onduidelijke reden, lopen mannen en vrouwen als Beuzel in het dagelijks leven bij voortduring mensen tegen het lijf die vol afkeer van hen weglopen als ze worden geconfronteerd met de naam "Apostolisch Genootschap" omdat het associaties met de kerk oproept. 

Het is mij werkelijk nog nooit overkomen. 

En ik durf te zeggen dat ik in volstrekte openheid naar mijn omgeving vertel over mijn geloof : naar vrienden, collega's, mensen die ik tegenkom in mijn vrijwilligerswerk en ga zo maar door. Nooit, echt nog nooit is mij verklaart dat men grote aversie koestert omdat het zo op een kerk zou lijken. Natuurlijk, velen nemen mijn verhaal voor kennisgeving aan en interesseren zich er verder niet voor. Maar er zijn er ook die mij belangstellend vragen naar specifieke kenmerken of overtuigingen. 

Eerlijk gezegd ben ik bang dat we in ons genootschap elkáár vooral hebben wijs gemaakt dat onze omgeving zo weinig belangstelling heeft of zelfs een grote afkeer heeft van ons genootschap, door zoiets oppervlakkigs als een naam of een titel. 

Om zijn standpunt te illustreren, haalde Beuzel een potje pindakaas tevoorschijn en schroefde deze open: de inhoud bleek jam te zijn.

Hieruit moest ik blijkbaar concluderen dat we, in de visie van Beuzel, ook echt geen kerkgenootschap zijn en dat de naam dus domweg misleidend zou zijn.

Hij vergat uit te leggen waarom we dan geen kerkgenootschap waren en hier bleef hij voor mij dan ook onduidelijk, terwijl dit toch feitelijk de kern van zijn betoog had moeten zijn.

De belangrijkste lijn in zijn betoog was dat het apostolisch genootschap in 1951 door L. Slok is opgericht en door "continue ontwikkeling" is geworden tot wat het nu is "een plaats voor religieus-humanistische bezinning".

En hier gaat het eigenlijk al mis.

Jawel, het apostolisch genootschap is in 1951 opgericht, maar het kwam niet zomaar uit de blauwe lucht vallen. Ze kwam voort uit een geschiedenis die al in de 19e eeuw in Engeland is begonnen met de oprichting van de Catholic Apostolic Church. En ook die kwam niet zomaar uit de lucht vallen, maar dan gaan we terug naar die Eersteling die we ook wel Jezus noemen: een mens die God liefdevol "vader" noemde en de mensen om hem heen leerde dat men "God moest liefhebben met heel het hart en heel de ziel" maar het minstens zo belangrijk was om "uw naaste lief te hebben als uzelf".

En het waren apostelen die deze boodschap met zich meedroegen en het in hun eigen leven aan anderen wilden bewijzen. Ze brachten met hun zijn deze mooie boodschap verder de wereld in.

En die "continue ontwikkeling" valt, eerlijk gezegd, ook wel mee. Er is niet zo heel erg veel in ons gedachtengoed dat we als uniek en expliciet "ApGen" kunnen aanwijzen. Veel veranderingen zijn verklaarbaar omdat de wereld nu eenmaal verandert en daarmee ook wijzelf. 

Dat is overigens prima.

Veel leden ervaren de laatste decennia zelfs als een verarming als het gaat om ontwikkeling. Ikzelf aarzel hier wat over omdat de uitwerking van de "humanistische lijn" in ons denken wel verdieping heeft gekregen. Dat de, laat ik zeggen, spirituele lijn wat minder aandacht heeft gekregen, beschouw ik persoonlijk als een effect van de voortdurende golfbeweging die de tijd nu eenmaal met zich meebrengt. Tegelijkertijd ervaar ik om mij heen dat ook die lijn niet weg is, maar stilletjes voortleeft in velen. Ze zal zeker wel weer een keer aandacht gaan krijgen.

Wat ik jammer vindt is dat, ook in dit filmpje, een (weliswaar zeer gewaardeerde, maar) oudere zuster naast een jongere broeder wordt gezet. Hiermee ontstaat toch het beeld alsof zuster Bouman de mening van een oudere generatie laat horen en broeder Beuzel de jongeren. Alsof we hier te maken hebben met een tegenstelling. 

Ik vraag me dan ook oprecht af hoe dit gesprek verder gevoerd gaat worden.

Tenslotte.

Er zijn al veel veranderingen doorgevoerd en steeds vroeg ik mij af, zeker als ik moeite had met de verandering, of ze voor mij essentieel was in mijn apostolisch-zijn. En dat was ze veelal niet. Dat er veel verdwenen is dat voor mij waarde heeft, is evident. Dat ik hierdoor blauwe plekken heb opgelopen, ook, maar het heeft niet geleid tot verwijdering. Het is nu eenmaal een werk dat ik liefheb. Het is het werk van mijn ouders, mijn grootouders en zelfs mijn overgrootouders. Ik sta dus in een traditie die mij lief is. 

Mijn overgrootouders hebben nooit van het apostolisch genootschap gehoord, maar ze waren wel apostolisch (in de eenheid der apostelen voor Nederland en koloniën)... dus ja, de naam zou kunnen veranderen.

Ik hoop en bid dat degenen die hierover nadenken dan vooral denken en handelen in de geest van wat zuster Bouman ons heeft meegegeven. 

Dan blijft ook de naam geworteld in die lange lijn van waaruit we zijn voort gekomen. Belangrijker is echter dat potje pindakaas: mijn geloof is niet een produkt met een dekseltje erop en een marketingbedenksel. Ze komt voort uit wie ik ben en van waaruit ik ben.

En, broeder Beuzel, over die smaak valt te twisten.

dinsdag 13 oktober 2020

Zoekende...(Apostelkind deel 3)


Stapelstenen zijn voor wandelaars een belangrijke routemarkering.

Afgelopen week publiceerde het bestuur van het ApGen een persbericht waarin door haar uitgebreid excuses werd aangeboden aan (ex) leden die zich door hun apostolische opvoeding of lidmaatschap beschadigd voelen. Beschadigingen die zo intens kunnen zijn dat ze zelfs decennia later door meerderen als bijzonder pijnlijk worden ervaren. 

En dit alles als gevolg van de publicatie van het boek "Apostelkind" en de vele gesprekken die hierna door de apostel en anderen met deze (ex) leden zijn gevoerd.

Ik heb de gesprekken niet bijgewoond, maar begrijp dat het voor alle betrokkenen zeer ingrijpende momenten zijn geweest. Meer kan ik hierover niet zeggen, behalve dan dat ik al lang geleden heb geleerd dat je geen andere keuze hebt dan het altijd serieus nemen van de gevoelens van een ander. Ook als je zelf de gevoeligheid niet herkent. Misschien juist wel als je deze niet herkent: dan vooral is uiterste voorzichtigheid geboden. Zonder de verhalen te kennen, kan ik dus niets anders dan erkennen dat die gevoelens van pijn, miskenning en verdriet er zijn.

Dat het bestuur er dan ook voor kiest om op deze wijze, ook publiekelijk, de gevoelens van hun gesprekspartners te erkennen, begrijp ik en het siert hen. Tegelijkertijd moet ik oppassen want ik herken de beschreven gevoelens niet en kijk op een volstrekt andere manier terug op mijn geschiedenis en mijn apostolisch-zijn. 

Het verwart me. Het doet ook pijn.

Juist omdat het een perspectief in mijn verleden brengt die voor mij niet zichtbaar was. Het lukt me niet om dit perspectief dan maar te negeren want het is er. Zo ongeveer als wanneer je per ongeluk op je duim slaat: je hele lijf lijkt wel duim te zijn geworden. Het vraagt alle aandacht. Het perspectief klopt dus nog niet en moet zijn juiste proportie nog vinden.

Dat duurt even.

Ik moet er op kauwen, zoals ik al een tijdje op het boek en haar inhoud loop te kauwen. 

Ik moet denken aan een beeld die door een oude broeder ooit voor mij werd geschetst. Een groepje, rillende mensen in de nacht, die omzichtig met hun verkleumde handen een klein vlammetje brandend proberen te houden...

Dat beeld is voor mij een gebed. Een gebed voor behoud van al dat wat zo opwekkend en hoopgevend is in mijn geloof. Ik koester dit en draag het met mij mee.

Als de kou komt 
van over de bergen,  
hard en scherp,  
wie zal ik zijn?
Als de nacht komt,  
een duistere deken,  
alles dooft,  
wie zal ik zijn? 
Een geest in de wind, 
een stem in de stilte,  
een stamelend kind,  
een vlam in de kilte? 
En jij, m’n kind,  
je armen trillend  
naar mij strekkend  
in de nacht? 
Als de kou komt  
van over de bergen,  
hard en scherp,  
zal ik er zijn

(lied 40, zangkoor)


 

  

vrijdag 22 november 2019

Op zoek naar God



Mijn woonplaats, Gouda, hangt momenteel vol met posters waarop een cursus "Op zoek naar God" wordt aangekondigd. De geïnteresseerde Gouwenaar wordt verwezen naar een website: www.cursusopzoeknaargod.nl

Het adres luistert nauw. Wanneer je per ongeluk www.opzoeknaargod.nl intoetst, dan kom je op een site van de NPO "first dates, perfecte match". Een programma voor reikhalzende alleenstaanden van alle leeftijden, op zoek naar de liefde van hun leven. De relatie met God is toch wat minder duidelijk.

Maar terug naar Gouda.

Als eyecatcher een jongere (om de één of andere reden willen kerken vooral jongeren aanspreken, dat geldt ook voor het ApGen) die een gewetensvolle vraag stelt, zoals "Als God bestaat, waarom zijn er dan ziektes?" of  "waarom is er dan zoveel ellende?"

Dit rijtje is gemakkelijk uit te breiden naar alles hetgeen ons leven vult met hobbels, kuilen, doodlopende wegen, gebroken harten en ander leed.

Alsof het bestaan van God een soort garantie zou inhouden voor een leven op een roze wolk in een eindeloos genieten van de schoonheid van de schepping.

Ik vermoed of, eerlijk gezegd, ik hoop dat de mensen die hun geloof in God met zich meedragen het er echt wel over eens zijn dat dit beeld een nonsensbeeld is. Dat dit beeld niets, maar dan ook helemaal niets met God te maken heeft.

En ik vermoed dat het eindeloos herkauwen van dit beeld op dit soort reclameposters en andere uitingen niet erg helpt om te komen tot een realistischer beeld van God. Net zo goed als dat ik zo langzamerhand niet erg meer inga op de kleinerende opmerking dat "iemand niet gelooft in een mannetje met een lange baard op een wolkje in de hemel..."

Natuurlijk niet. Hou toch op.

Laat ik de vraag anders stellen: "Waar is God bij alle ellende?"

Nergens.

Tenzij ik er ben en iets ga doen om de ellende te verminderen.

Als ik, als wij geen handen en voeten, ogen en oren en een mond aan God willen geven, dan is hij domweg nergens. Dan is het koud en, inderdaad, alleen maar ellendig.

Zie ik het nog?

Als ik aan het graf van mijn moeder sta, dat zich, achter mijn rug een zaal vol met mensen heeft verzameld die mij, die ons nabij willen zijn?

Als ik op mijn werk een hele boze bewoonster spreek omdat ze al zolang last heeft van een lekkage in haar huis en één van onze technische mannen vandaag én de lekkage verhelpt, maar vooral deze boze mevrouw een prachtige bos bloemen geeft en zijn excuses aanbiedt omdat het zo lang heeft geduurd?

Als ik een oude man spreek die diep in de schulden dreigt te komen en niet meer weet hoe hij verder moet en ik er gewoon ben om hem te helpen?

Ben ik dan "God"? Zijn wij dan "God"? Nee, natuurlijk niet. Maar we kunnen God wel helpen en hem zo groot maken zodat de wereld minder ellendig is.

Is er dan nooit meer ellende?

Zucht...

Misschien toch maar eens een cursus eens volgen?

dinsdag 12 november 2019

Een boeiend gesprek.



Het aardige van een gesprek is dat je geconfronteerd kan worden met vragen aan jezelf. Het scherpt je opvattingen aan en relativeert je zogenaamde zekerheden. Je zoekt naar formuleringen en denkt net iets intensiever na over wat je nu eigenlijk zegt.

Echt, ik kan het aanbevelen:

ga eens met een ander in gesprek.

Zo sprak ik vandaag wat uitgebreider met de geestelijk verzorger van onze stichting. Hij is afkomstig uit een wat meer orthodoxe kerk en is met hart en ziel een gelovig mens. Hij kent mijn vrijzinnige achtergrond en we zijn in elkaars opvattingen geïnteresseerd.

We spraken over het christelijk geloof en de vergrijzing in onze samenleving.

Voordat u verder gaat op dit verkeerde been: hiermee bedoelden we dat het soms erg lastig is om uiting te geven aan je expliciete opvattingen, ook als deze voortkomen uit een diep geloven. Het alternatief is veelal een wat veiliger geformuleerd standpunt dat weinig tegenstellingen oproept: niet wit, niet zwart, maar grijs. Een soort laf gemiddelde, maar wel één waarmee de verhoudingen niet teveel verstoort raken.

Hij gaf aan dat in zijn opvatting christenen vanuit hun geloof wel een expliciete verantwoordelijkheid hebben in onze samenleving. Hij merkte mijn glimlach op. Ik legde hem daarop uit dat in de eredienst van het ApGen het al heel lang een goede gewoonte is dat in het afsluitende gebed aan de aanwezigen een opdracht wordt meegegeven. Deze kan op allerlei manieren worden verwoord, maar het komt er toch wel op neer dat de aanwezigen worden opgeroepen om het licht van de liefde in hun dagelijkse omgeving te verspreiden.

Ik had me dit nooit zo gerealiseerd, maar hij wees mij erop dat we binnen het ApGen dus nog wat verder gaan dan alleen een beroep op je verantwoordelijkheid. Hij voegde hier aan toe dat het in zijn kerk vaak veel meer gaat over jouw persoonlijke relatie met God, maar dat de leden van het ApGen dus verder gaan. Niet alleen de persoonlijke relatie met God, maar ook de manier waarop je dit laat zien de samenleving, is dus blijkbaar van belang.

Ik legde hem uit dat dit, naar mijn idee, te maken heeft met onze opvatting over God: niet een wezen die zich buiten ons bevindt, maar een kracht die zich in alles in de schepping manifesteert en wel op zijn krachtigst als liefdesmacht. Maar ook dat wij, in ons mens-zijn, dit alleen beleefbaar kunnen doen zijn door handen en voeten aan deze macht te geven. God is kwetsbaar, zoals Etty Hillesum al beschreef in haar dagboeken.

Zijn verrassende vraag was hoe ik dan aankeek tegen de grootsheid van God. Of bracht ik dit terug naar uitsluitend de intermenselijke relatie? Wat bleef er dan nog over?

Hij heeft natuurlijk gelijk. God is altijd weer groter dan je bedenkt. Steeds weer bedenk ik een beeld dat past in mijn eigen denkkader. Zou het zo zijn dat, doordat wij, naast onze persoonlijke relatie met God, ook die met onze medemens zo centraal stellen, ons zicht op God dreigen kwijt te raken?