dinsdag 12 november 2019

Een boeiend gesprek.



Het aardige van een gesprek is dat je geconfronteerd kan worden met vragen aan jezelf. Het scherpt je opvattingen aan en relativeert je zogenaamde zekerheden. Je zoekt naar formuleringen en denkt net iets intensiever na over wat je nu eigenlijk zegt.

Echt, ik kan het aanbevelen:

ga eens met een ander in gesprek.

Zo sprak ik vandaag wat uitgebreider met de geestelijk verzorger van onze stichting. Hij is afkomstig uit een wat meer orthodoxe kerk en is met hart en ziel een gelovig mens. Hij kent mijn vrijzinnige achtergrond en we zijn in elkaars opvattingen geïnteresseerd.

We spraken over het christelijk geloof en de vergrijzing in onze samenleving.

Voordat u verder gaat op dit verkeerde been: hiermee bedoelden we dat het soms erg lastig is om uiting te geven aan je expliciete opvattingen, ook als deze voortkomen uit een diep geloven. Het alternatief is veelal een wat veiliger geformuleerd standpunt dat weinig tegenstellingen oproept: niet wit, niet zwart, maar grijs. Een soort laf gemiddelde, maar wel één waarmee de verhoudingen niet teveel verstoort raken.

Hij gaf aan dat in zijn opvatting christenen vanuit hun geloof wel een expliciete verantwoordelijkheid hebben in onze samenleving. Hij merkte mijn glimlach op. Ik legde hem daarop uit dat in de eredienst van het ApGen het al heel lang een goede gewoonte is dat in het afsluitende gebed aan de aanwezigen een opdracht wordt meegegeven. Deze kan op allerlei manieren worden verwoord, maar het komt er toch wel op neer dat de aanwezigen worden opgeroepen om het licht van de liefde in hun dagelijkse omgeving te verspreiden.

Ik had me dit nooit zo gerealiseerd, maar hij wees mij erop dat we binnen het ApGen dus nog wat verder gaan dan alleen een beroep op je verantwoordelijkheid. Hij voegde hier aan toe dat het in zijn kerk vaak veel meer gaat over jouw persoonlijke relatie met God, maar dat de leden van het ApGen dus verder gaan. Niet alleen de persoonlijke relatie met God, maar ook de manier waarop je dit laat zien de samenleving, is dus blijkbaar van belang.

Ik legde hem uit dat dit, naar mijn idee, te maken heeft met onze opvatting over God: niet een wezen die zich buiten ons bevindt, maar een kracht die zich in alles in de schepping manifesteert en wel op zijn krachtigst als liefdesmacht. Maar ook dat wij, in ons mens-zijn, dit alleen beleefbaar kunnen doen zijn door handen en voeten aan deze macht te geven. God is kwetsbaar, zoals Etty Hillesum al beschreef in haar dagboeken.

Zijn verrassende vraag was hoe ik dan aankeek tegen de grootsheid van God. Of bracht ik dit terug naar uitsluitend de intermenselijke relatie? Wat bleef er dan nog over?

Hij heeft natuurlijk gelijk. God is altijd weer groter dan je bedenkt. Steeds weer bedenk ik een beeld dat past in mijn eigen denkkader. Zou het zo zijn dat, doordat wij, naast onze persoonlijke relatie met God, ook die met onze medemens zo centraal stellen, ons zicht op God dreigen kwijt te raken?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten