Posts tonen met het label Ik ben Apostolisch!. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Ik ben Apostolisch!. Alle posts tonen

zondag 23 januari 2022

Leven is veranderen ... maar hoe doe je dat?

een groepsfoto met apostelen (niet ApGen)

In het ApGen worden we al geruime tijd voorbereid op veranderingen. Dit moet ik goed zeggen, want veranderen is zo ongeveer een continu proces geworden. Je hebt immers veranderingen en veranderingen. Zo zijn er veranderingen die zo voor de hand liggen, dat je ze nog maar nauwelijks opmerkt. Het niet meer afsluiten van een eredienst met een gezongen drie keer "amen", is er zo eentje voor mij. En er zijn natuurlijk veranderingen waarvan je weet dat ze weerstanden gaan oproepen of waar door velen minimaal flink op moet worden gekauwd. 

Zo is tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van 16 januari duidelijk geworden dat apostel Wiegman dit jaar met pasen zijn verantwoordelijkheid gaat overdragen en bovendien dat deze overdracht aan meer dan één persoon zal plaatsvinden. 

Veel meer is er niet bekend en dit roept natuurlijk wel de nodige vragen op. Zoals, zal de functienaam van apostel nog aangehouden worden? Zo ja, krijgen we dan meer apostelen? Zo nee, wat betekent dit dan voor de naam van het apostolisch genootschap? Zonder dat hij hier uitspraken over deed, ging apostel Wiegman nog wel in op de betekenis van het woord apostel, n.l. brenger van de goede boodschap. Dit verbreedde hij echter (en overigens, in mijn optiek, terecht) naar een verantwoordelijkheid van een ieder. Die boodschap brengen we allemaal en wel door de manier waarop we in het leven staan. 

Ik vermoed dus dat we apostolisch blijven, maar dat we de functie van apostel vaarwel gaan zeggen.

Maar dit is gissen.

Dat we op dit punt zijn aangekomen, kan eigenlijk voor niemand een verrassing zijn. Immers, door apostel J.L. Slok werd er al voortdurend op gehamerd dat het brengen van de "christusgezindheid" (echt zo'n heerlijk apostolisch woord) niet alleen de verantwoordelijkheid van de apostel kan zijn: daar zijn we allemaal verantwoordelijk voor. Apostel Riemers begreep dat deze beweging alleen kans van slagen zou hebben, als de dominante en centrale rol van de apostel zou worden omgebogen: hij begon de dialoog op ooghoogte. Apostel Wiegman vond ik, eerlijk gezegd, hierin minder duidelijk, behalve dan dat hij zeer regelmatig, in navolging van zijn vader, riep dat de meeste voorgangers "in de zaal zaten". Ook durfde hij het aan om mee te bewegen met gemeenschappen en experimenten om de "klassieke" context van een apostolische gemeente (voorganger, kring van geestelijk verzorgers, broeders en zusters; eredienst op zondag) te verbreden en nieuwe vormen en structuren eens uit te proberen. Ook was wel duidelijk dat hij hierin gezamenlijk optrok met de beide landelijk voorgangers.

Vanuit de klassieke organisatieleer, is een ijzeren wet dat "structuur volgt strategie"(A.D. Chandler). Dat is ook wel logisch. Immers, structuur heeft als belangrijke doelstelling het besluitvormingsproces zo goed mogelijk te faciliteren. Door een heldere structuur, die past bij de doelstellingen van de organisatie, komt informatie op die plaatsen terecht waar ook een besluit kan worden genomen. Bovendien helpt een structuur die goed aansluit, ook om het gewenste gedrag (om de doelstellingen te kunnen bereiken) uit te lokken. 

Nu kan je betogen dat de genoemde wijziging een structuurwijziging is. Immers, je verandert (in ieder geval) de topstructuur van het ApGen. Een kritische beschouwer zal zich kunnen afvragen, wat er dan in de doelstellingen is gewijzigd, wat een structuurwijziging rechtvaardigt. Nota bene, een structuurwijziging die dwars tegen een al decennia gewortelde cultuur lijkt in te gaan. 

Een gewaagde stap.

Ik vermoed dat er helemaal niet zoveel is gewijzigd in de doelstellingen, behalve dan de toenemende behoefte om maatschappelijk relevant te zijn. Het ApGen is sinds haar oprichting in de jaren vijftig van de vorige eeuw (in golfbewegingen) meer of minder een gesloten gemeenschap geweest. Ze was dan ook in belangrijke mate intern gericht, terwijl haar belangrijkste doelstelling nu juist is om mensen te inspireren om in liefde te werken aan een menswaardige wereld (statuten, artikel 1.3.1). Dit geeft aan dat apostolischen, vanuit hun geloof en inspiratie, nu juist actief in de wereld werkzaam zouden moeten zijn. Dat gaat dus (veel) verder dan door en voor elkaar in mooie gemeenschappen.

De afgelopen jaren zijn hiervoor dan ook al vele initiatieven ontwikkeld, op niveau van lokale gemeenschappen en landelijk. Voorzichtigheidshalve moet echter ook worden opgemerkt dat het ApGen, anders dan vele andere kerken, nauwelijks een traditie heeft ontwikkeld in het werken in de wereld en hier dus echt een inhaalslag zal moeten maken (ook in het kader van maatschappelijke relevantie): het diakonaat, in de kerken het orgaan om in de wereld werkzaam te zijn, is binnen het ApGen nooit tot ontwikkeling gekomen. Diakenen zijn al vrij snel "dienenden" geworden met vooral taken in de eigen gemeente.

Enerzijds is er dus een toenemende druk vanuit lokale gemeenschappen om beleidsruimte; anderzijds de constatering dat vele apostolischen toch wel blijven "hangen" in het centralistische (apostelgerichte) denken. Niet voor niets is er tijdens de voorlichtingsavond van 19 januari een bijna continue oproep gedaan aan broeders en zusters voor initiatieven en ideeën om onze plaats in de wereld meer zichtbaar te doen zijn.

De structuur begint het ApGen dus in haar doelstellingen te knellen. Een structuur die diep wortelt in haar cultuur. Kijk maar naar de meeste geschiedenisboeken die over de apostolische beweging zijn geschreven: dit zijn geschiedenissen van individuele apostelen: zij vormen het alpha en omega van de beweging.

Om te komen tot een verbreding in verantwoordelijkheden, een doorbreken van het centralistische denken, is er dus een structuurmaatregel nodig. Het zal echter voor iedereen duidelijk zijn dat ook dit een stap is in een ontwikkeling die hiermee nog zeker nog niet is afgerond. 

Het lot van het ApGen wordt steeds meer in handen gelegd van de broeders en zusters en haar lokale gemeenschappen. Dit is weliswaar een noodzakelijke, maar ook bijzonder spannende stap: nemen zij hun verantwoordelijkheid...


Een aangepaste versie van deze blog werd gepubliceerd op "Op de keper beschouwd":

https://www.opdekeperbeschouwd.nl/op-eigen-benen-staan/

maandag 10 mei 2021

Uw zielsaanbieding ...

 


De rondgang.

Op dit ogenblik wordt in de lokale gemeentes gesproken over het ritueel van “de rondgang”. Zoals ik al in een eerdere blog vermeldde, voor de lezers zonder apostolische achtergrond, is “de rondgang” feitelijk de apostolische benaming van “het avondmaal” zoals deze in veel kerken wordt gevierd. Het ritueel tijdens een apostolische eredienst zal voor vele kerkgangers herkenbaar zijn: na gebed komen de gemeenteleden naar voren en krijgen een ouwel, gedoopt in wat wijn, aangeboden. Apostolischen nemen de ouwel op de rug van hun hand in ontvangst. Tot voor kort werd hierbij de tekst “Uw zielsaanbieding is aanvaard en wordt in dit teken (of: hiermee) bevestigd…”. Sinds kort is de tekst gewijzigd in “Uw voornemen om een liefdevol mens te zijn, wordt hiermee bevestigd.” 

Naar aanleiding van dit gesprek, schreef ik de volgende overdenking.

Reeuwijk, 8 mei 2021

De rondgang is voor mij de kern van onze apostolische viering op zondag. Feitelijk is dit het moment waarin we letterlijk in de benen gaan en in beweging komen. In dat moment verbind ik mij met een traditie die al eeuwen terug gaat en die zijn oorsprong heeft in het laatste avondmaal dat Jezus met zijn vrienden nuttigde. Alhoewel in de bijbel vooral het komende verraad centraal staat (wat natuurlijk een dramatisch gegeven is: één van zijn nabije vrienden zou Jezus verraden), is voor mij de essentie toch vooral de zorg van Jezus hoe het verder zou gaan. Nog eenmaal laat hij zijn vrienden zien waar het voor hem over gaat (“De belangrijkste van jullie moet de minste worden en de leider de dienaar. 27Want wie is belangrijker, degene die aanligt om te eten of degene die bedient? Is het niet degene die aanligt? Maar ik ben in jullie midden als iemand die dient.” (Lucas 26-27)). Hij breekt het brood en geeft aan dat dit zijn lichaam is; vervolgens schenkt hij de wijn en geeft aan dat dit zijn bloed is. En nog steeds zijn brood en wijn de symbolen die ons helpen bij het ritueel van de rondgang. Natuurlijk geloof ik niet in de letterlijke vertaling (daar ben ik nu eenmaal te vrijzinnig voor), maar voor mij staan deze symbolen voor het volgende: de boodschap van Jezus kan alleen begrepen worden als zij belichaamd wordt in degene die de boodschap wil verder dragen. Het is geen theorie of een toverformule: je zal het in jezelf moeten opbrengen in degene die je dagelijks bent.

Welnu, nog steeds geven we antwoord op de zorg van Jezus over hoe het verder gaat: ik wil een liefdevol mens zijn en meewerken aan een menswaardige wereld.

Bijzonder in het ritueel vind ik ook dat het brood en de wijn wordt uitgereikt door een medebroeder of zuster. Voor mij is het heel waardevol geweest dat ik deze handeling vele jaren mocht verrichten. Steeds ben ik me ervan bewust geweest dat ik, bij het oogcontact, soms heel direct in de intieme ruimte van degene kwam die voor me stond. Ook was ik me er steeds van bewust dat ik op dat ogenblik niet als “Erik Zwart” werd aangekeken, maar als medemens. Ik gun het iedereen deze momenten mee te kunnen maken: ik zou het zeer toejuichen als deze handeling niet langer voorbehouden zou zijn aan enkelingen. Bij mijn geboorte is belooft door degenen die hierbij waren dat men er aan zou werken dat ik me kan ontwikkelen tot een priesterlijk mens. Zodra we zover zijn dat we begrijpen dat deze priesterlijke opdracht voor ieder geldt en ook zo wordt ervaren, zijn we echt een flinke stap verder. Het meehelpen met de rondgang heeft mij, emotioneel, verder geholpen in mijn ontwikkeling tot priesterlijk mens. Juist in relatie tot die broeders en zusters die me zo onbevangen en soms in verbijsterende openheid een blik in hun diepste zijn durfden te geven.

De oude tekst (“Uw zielsaanbieding is aanvaard en wordt in dit teken bevestigd”) is voor de meesten onbegrijpelijk. Het begrip “ziel” wordt in ons werk nauwelijks uitgewerkt en hierover bestaan dan ook vele opvattingen. Voor mij persoonlijk is de ziel dat wat mij verbindt met mijn omgeving. De reden dat ik in de natuur ontroerd kan raken; dat ik geraakt kan worden door een blik; dat ik stil kan worden door een aanraking, kortom, dat ik in verbinding sta met de schepping. Ik geloof echt dat alles om ons heen “bezield” is en dat hier het geheim van het “verbonden zijn” in schuilt. De ziel staat voor mij dus los van mijn “ego”. Sterker, die kan mij belemmeren verbinding te maken. “Ik ben in jullie midden als iemand die dient…”, dat is de sleutel. Op die manier begrijp ik ook dat de ziel het deel is dat na mijn dood achterblijft en weer opgaat in het geheel. Ik moet dus zuinig zijn op de ziel, zeker vanuit de gedachte dat ik ook hier iets wezenlijks achterlaat.

Ik hecht niet aan de oude tekst en ook niet bijzonder aan de nieuwe. Eigenlijk doet deze tekst er niet zoveel toe (zolang er natuurlijk geen onzin wordt uitgekraamd). Ik heb zelf wel eens voorgesteld om elkaar datgene toe te roepen wat pelgrim-gangers, onderweg naar Santiago, elkaar toeroepen: “Ultreia!” Dat betekent zoveel als: “Hou vol!” “Je kan het!” Waardevolle ondersteuningen op de levensweg.

Maar goed, “uw zielsaanbieding” is in mijn denkkader dus een vreemde uitdrukking. Ik ga namelijk helemaal niet over “mijn” ziel, maar ik kan er wel voor zorgen dat ik me openstel of juist afsluit. In die zin zou de betekenis dus zijn dat ik beloof om me open te stellen. Dat is hard werken want wat ben ik vaak van mezelf vervult.

Ook de bevestiging is voor mij niet zo belangrijk, als deze maar uit je hart komt. Ik geef toe dat ik wat vreemd opkeek toen ik de eerste keer “dank je wel” hoorde zeggen (nota bene uit de mond van mijn vader…). Het geeft misschien iets aan van je gemoedstoestand: soms dank je en soms bevestig je (amen) en soms leg je je vast in een belofte. Alle drie waardevolle reacties, lijkt mij.

dinsdag 27 april 2021

What's in a name?



Een van de onderwerpen die tijdens de digitale paasbijeenkomst werd besproken, is de rol van de apostel en, hiermee samenhangend, de naam van onze kerk: 

Apostolisch Genootschap.

Alhoewel ik het woord liever niet meer zou willen horen, blijkt ze ook hier zo ongeveer het credo te zijn: 

eigentijds. 

Voor de leden werd onder andere een film gepubliceerd waarin eerst zuster Truus Bouman en vervolgens broeder Wouter Beuzel hun standpunt weergaven met betrekking tot de naam "Apostolisch Genootschap".

Met een gezichtsuitdrukking alsof hij iets bijzonder smerigs in zijn mond had gekregen, verklaarde Beuzel dat de naam "voor buitenstaanders" teveel een "kerkelijke associatie" oproept. 

Ik kan eigenlijk alleen nog maar in grote verbazing luisteren en kijken naar dergelijke verklaringen. Om de één of andere, voor mij volstrekt onduidelijke reden, lopen mannen en vrouwen als Beuzel in het dagelijks leven bij voortduring mensen tegen het lijf die vol afkeer van hen weglopen als ze worden geconfronteerd met de naam "Apostolisch Genootschap" omdat het associaties met de kerk oproept. 

Het is mij werkelijk nog nooit overkomen. 

En ik durf te zeggen dat ik in volstrekte openheid naar mijn omgeving vertel over mijn geloof : naar vrienden, collega's, mensen die ik tegenkom in mijn vrijwilligerswerk en ga zo maar door. Nooit, echt nog nooit is mij verklaart dat men grote aversie koestert omdat het zo op een kerk zou lijken. Natuurlijk, velen nemen mijn verhaal voor kennisgeving aan en interesseren zich er verder niet voor. Maar er zijn er ook die mij belangstellend vragen naar specifieke kenmerken of overtuigingen. 

Eerlijk gezegd ben ik bang dat we in ons genootschap elkáár vooral hebben wijs gemaakt dat onze omgeving zo weinig belangstelling heeft of zelfs een grote afkeer heeft van ons genootschap, door zoiets oppervlakkigs als een naam of een titel. 

Om zijn standpunt te illustreren, haalde Beuzel een potje pindakaas tevoorschijn en schroefde deze open: de inhoud bleek jam te zijn.

Hieruit moest ik blijkbaar concluderen dat we, in de visie van Beuzel, ook echt geen kerkgenootschap zijn en dat de naam dus domweg misleidend zou zijn.

Hij vergat uit te leggen waarom we dan geen kerkgenootschap waren en hier bleef hij voor mij dan ook onduidelijk, terwijl dit toch feitelijk de kern van zijn betoog had moeten zijn.

De belangrijkste lijn in zijn betoog was dat het apostolisch genootschap in 1951 door L. Slok is opgericht en door "continue ontwikkeling" is geworden tot wat het nu is "een plaats voor religieus-humanistische bezinning".

En hier gaat het eigenlijk al mis.

Jawel, het apostolisch genootschap is in 1951 opgericht, maar het kwam niet zomaar uit de blauwe lucht vallen. Ze kwam voort uit een geschiedenis die al in de 19e eeuw in Engeland is begonnen met de oprichting van de Catholic Apostolic Church. En ook die kwam niet zomaar uit de lucht vallen, maar dan gaan we terug naar die Eersteling die we ook wel Jezus noemen: een mens die God liefdevol "vader" noemde en de mensen om hem heen leerde dat men "God moest liefhebben met heel het hart en heel de ziel" maar het minstens zo belangrijk was om "uw naaste lief te hebben als uzelf".

En het waren apostelen die deze boodschap met zich meedroegen en het in hun eigen leven aan anderen wilden bewijzen. Ze brachten met hun zijn deze mooie boodschap verder de wereld in.

En die "continue ontwikkeling" valt, eerlijk gezegd, ook wel mee. Er is niet zo heel erg veel in ons gedachtengoed dat we als uniek en expliciet "ApGen" kunnen aanwijzen. Veel veranderingen zijn verklaarbaar omdat de wereld nu eenmaal verandert en daarmee ook wijzelf. 

Dat is overigens prima.

Veel leden ervaren de laatste decennia zelfs als een verarming als het gaat om ontwikkeling. Ikzelf aarzel hier wat over omdat de uitwerking van de "humanistische lijn" in ons denken wel verdieping heeft gekregen. Dat de, laat ik zeggen, spirituele lijn wat minder aandacht heeft gekregen, beschouw ik persoonlijk als een effect van de voortdurende golfbeweging die de tijd nu eenmaal met zich meebrengt. Tegelijkertijd ervaar ik om mij heen dat ook die lijn niet weg is, maar stilletjes voortleeft in velen. Ze zal zeker wel weer een keer aandacht gaan krijgen.

Wat ik jammer vindt is dat, ook in dit filmpje, een (weliswaar zeer gewaardeerde, maar) oudere zuster naast een jongere broeder wordt gezet. Hiermee ontstaat toch het beeld alsof zuster Bouman de mening van een oudere generatie laat horen en broeder Beuzel de jongeren. Alsof we hier te maken hebben met een tegenstelling. 

Ik vraag me dan ook oprecht af hoe dit gesprek verder gevoerd gaat worden.

Tenslotte.

Er zijn al veel veranderingen doorgevoerd en steeds vroeg ik mij af, zeker als ik moeite had met de verandering, of ze voor mij essentieel was in mijn apostolisch-zijn. En dat was ze veelal niet. Dat er veel verdwenen is dat voor mij waarde heeft, is evident. Dat ik hierdoor blauwe plekken heb opgelopen, ook, maar het heeft niet geleid tot verwijdering. Het is nu eenmaal een werk dat ik liefheb. Het is het werk van mijn ouders, mijn grootouders en zelfs mijn overgrootouders. Ik sta dus in een traditie die mij lief is. 

Mijn overgrootouders hebben nooit van het apostolisch genootschap gehoord, maar ze waren wel apostolisch (in de eenheid der apostelen voor Nederland en koloniën)... dus ja, de naam zou kunnen veranderen.

Ik hoop en bid dat degenen die hierover nadenken dan vooral denken en handelen in de geest van wat zuster Bouman ons heeft meegegeven. 

Dan blijft ook de naam geworteld in die lange lijn van waaruit we zijn voort gekomen. Belangrijker is echter dat potje pindakaas: mijn geloof is niet een produkt met een dekseltje erop en een marketingbedenksel. Ze komt voort uit wie ik ben en van waaruit ik ben.

En, broeder Beuzel, over die smaak valt te twisten.

dinsdag 13 oktober 2020

Zoekende...(Apostelkind deel 3)


Stapelstenen zijn voor wandelaars een belangrijke routemarkering.

Afgelopen week publiceerde het bestuur van het ApGen een persbericht waarin door haar uitgebreid excuses werd aangeboden aan (ex) leden die zich door hun apostolische opvoeding of lidmaatschap beschadigd voelen. Beschadigingen die zo intens kunnen zijn dat ze zelfs decennia later door meerderen als bijzonder pijnlijk worden ervaren. 

En dit alles als gevolg van de publicatie van het boek "Apostelkind" en de vele gesprekken die hierna door de apostel en anderen met deze (ex) leden zijn gevoerd.

Ik heb de gesprekken niet bijgewoond, maar begrijp dat het voor alle betrokkenen zeer ingrijpende momenten zijn geweest. Meer kan ik hierover niet zeggen, behalve dan dat ik al lang geleden heb geleerd dat je geen andere keuze hebt dan het altijd serieus nemen van de gevoelens van een ander. Ook als je zelf de gevoeligheid niet herkent. Misschien juist wel als je deze niet herkent: dan vooral is uiterste voorzichtigheid geboden. Zonder de verhalen te kennen, kan ik dus niets anders dan erkennen dat die gevoelens van pijn, miskenning en verdriet er zijn.

Dat het bestuur er dan ook voor kiest om op deze wijze, ook publiekelijk, de gevoelens van hun gesprekspartners te erkennen, begrijp ik en het siert hen. Tegelijkertijd moet ik oppassen want ik herken de beschreven gevoelens niet en kijk op een volstrekt andere manier terug op mijn geschiedenis en mijn apostolisch-zijn. 

Het verwart me. Het doet ook pijn.

Juist omdat het een perspectief in mijn verleden brengt die voor mij niet zichtbaar was. Het lukt me niet om dit perspectief dan maar te negeren want het is er. Zo ongeveer als wanneer je per ongeluk op je duim slaat: je hele lijf lijkt wel duim te zijn geworden. Het vraagt alle aandacht. Het perspectief klopt dus nog niet en moet zijn juiste proportie nog vinden.

Dat duurt even.

Ik moet er op kauwen, zoals ik al een tijdje op het boek en haar inhoud loop te kauwen. 

Ik moet denken aan een beeld die door een oude broeder ooit voor mij werd geschetst. Een groepje, rillende mensen in de nacht, die omzichtig met hun verkleumde handen een klein vlammetje brandend proberen te houden...

Dat beeld is voor mij een gebed. Een gebed voor behoud van al dat wat zo opwekkend en hoopgevend is in mijn geloof. Ik koester dit en draag het met mij mee.

Als de kou komt 
van over de bergen,  
hard en scherp,  
wie zal ik zijn?
Als de nacht komt,  
een duistere deken,  
alles dooft,  
wie zal ik zijn? 
Een geest in de wind, 
een stem in de stilte,  
een stamelend kind,  
een vlam in de kilte? 
En jij, m’n kind,  
je armen trillend  
naar mij strekkend  
in de nacht? 
Als de kou komt  
van over de bergen,  
hard en scherp,  
zal ik er zijn

(lied 40, zangkoor)


 

  

woensdag 15 juli 2020

Eredienst in corona-tijd

een kerkzaal "corona-proof"
een kerkzaal "corona-proof"

Twee weken terug was er dan voor de eerste keer de gelegenheid om een eredienst van het ApGen te bezoeken. De afgelopen maanden moesten we het, net als alle andere kerkgenootschappen, doen met een beeldverbinding of de kerktelefoon.

Ik ben niet gegaan.

Ik begreep dat we bij binnenkomst geen handen zouden schudden; ons direct naar de grote zaal zouden begeven; er iemand aan de ene en iemand anders aan de andere zijde van de bank zou plaatsnemen, met mogelijk nog iemand in het midden van de bank; er geen rondgang zou zijn en ook zou er geen samenzang plaatsvinden. Na afloop was het direct naar de garderobe en weer naar huis.

Natuurlijk, ik begrijp heel goed dat hiermee de maatregelen worden gerespecteerd die moeten voorkomen dat er een uitbraak van het corona-virus zal plaatsvinden.

En ja, ik vind het ook belangrijk dat we hier gezamenlijk verantwoordelijkheid in nemen.

Maar ik voelde aankomen dat ik me op deze wijze doodongelukkig zou voelen omdat werkelijk alles waar ik aan hecht als het gaat om een eredienst, niet zou plaatsvinden.

Het persoonlijk contact; het bij elkaar kruipen in de bank; maximaal 30 man in een zaal waar we anders met een kleine 100 man samenzijn; het samen zingen; de rituelen zoals de rondgang.... de eredienst beperkt tot een lezing of een gesproken, persoonlijke bespiegeling op het weekschrijven. 

Ik heb me afgevraagd waarom ik dan toch de gang naar het ApGen zou maken.

Loyaliteit zou een reden kunnen zijn.

Nieuwsgierigheid.

Hoe dan ook, een week later was ik aanwezig. 

Ik kwam aanlopen bij een kerkgebouw waarvan de voordeur wagenwijd open stond. Verder was er niemand te zien. Om de één of andere duistere reden was de brede trap naar de kerkzaal voor de helft afgesloten. Hier staat geen enkele coronaregel tegenover, maar ik ken de gewillige, soms zelfs wat gretige bereidheid van Apostolischen om de opgelegde regels heel precies te volgen en zelfs nog wat meer. Ik erger me hier regelmatig aan, maar het zit te diep en het is te algemeen. We willen nu eenmaal niemand voor het hoofd stoten en het aloude "gehoorzaamheid" is ook diep verankerd in onze genen. vrees ik. Het is typisch zo'n gevalletje van "vechten tegen de bierkaai".

Bij het betreden van de kerkzaal werd me heel precies een plek aangewezen. De ongeveer 15 meter lange banken waren onderverdeel in drie zitplekken: aan beide uiteinden en in het midden. Steeds was een een hele bank leeg en vervolgens weer een bank met drie zitplaatsen. Ik kreeg een plek ergens halverwege de zaal in het midden van een bank. Aan weerszijden nam een echtpaar plaats en we zwaaiden maar even naar elkaar. Er zaten zo'n dertig broeders en zusters in de zaal: op enkele jongeren na, vrijwel allemaal ouderen.

De sfeer was gemoedelijk. Er werd volop contact gezocht, via de ogen, door zwaaien, door met elkaar te spreken. 

De verhoging zou niet gebruikt worden: voor de banken aan de linkerzijde van de zaal stond een katheder en daarvoor stond een PC opgesteld. De PC verbond de zaal met de broeders en zusters thuis, via ZOOM of Youtube. De laatsten zouden overigens geen idee hebben van de aanwezigen in de zaal want de camera was uitsluitend op de katheder gericht.

Tot mijn opluchting stelde zich een koortje op voor in de zaal en werden er liederen gezongen.

Een sterk begin was het eerst met elkaar in gesprek gaan. Er werden kleine groepjes gevormd en er werden vragen geprojecteerd om met elkaar te bespreken. Dat laatste is weer typisch apostolisch: er moet structuur zijn. Gelukkig doorbrak in mijn groepje iemand direct deze structuur door heel belangstellend aan iedereen te vragen hoe het nu eigenlijk met je ging. Het werd een geanimeerd gesprek en, volgens mij belangrijk, er was even een moment van onderling contact.

De eredienst volgde verder het oude patroon: spreker, nog een spreker, afgewisseld met zang. Met dertig man in de zaal zou hier ook wel eens een andere vorm in kunnen worden uitgeprobeerd. Dat vereist in ieder geval een andere camera-opstelling, maar dat lijkt me met de huidige technische mogelijkheden geen onoverkomelijk probleem. Bovendien, een rondgang waarbij alleen de voorganger aan zichzelf een verbondsteken uitreikt was, wat mij betreft, wat eigenaardig. Toch heb ik genoten, misschien juist wel, heel paradoxaal, door dat bekende schema en de liederen. Het hielp natuurlijk dat er een inhoudelijk zeer sterke weekbrief voorlag.

Het is behelpen en een ieder maakt er het beste van. Het was prettig om elkaar te zien en contact te hebben. Het is jammer dat de situatie onvoldoende prikkel geeft om te zoeken naar vernieuwende vormen.





zondag 21 juni 2020

Verbeelding



Gisteravond keek ik naar een Britse documentaire: "civilisations". Feitelijk een reeks beeldende colleges kunstgeschiedenis en deze keer ging het over het snijvlak religie en kunst.

Op enig moment betraden we een kathedraal in het Spaanse Sevilla alwaar een rijk aangekleed Mariabeeld.Ze was in tranen, glazen tranen. Het beeld bleek zo heilig te zijn dat alleen een speciaal hiervoor aangewezen groep nonnen haar mag aanraken en kleden. 

Het hoogtepunt in het jaar is de start van de goede week, voorafgaand aan Pasen, waarin het lijden van Christus wordt herdacht. Door een processie die door de hele middeleeuwse binnenstad voert, wordt onder andere dit beeld aan de massaal toegestroomde gelovigen getoond. Maria is dan rijk aangekleed en geplaatst op een enorm plateau waarop honderden kaarsen branden. Ze staat onder een baldakijn. Een groep van tientallen, sterke, jongemannen nemen het plateau op hun schouders en dragen dit in langzaam tempo door de stad. Er zijn trommelaars die met een eenvoudig, maar indringend ritme het tempo bepalen. Met enige regelmaat wordt er stilgestaan en klinkt er een klagende stem die het leed van de moeder aller moeders bezingt. Ondanks de enorme hoeveelheid mensen, is het indrukwekkend stil. De mensen zijn zonder uitzondering op hun best gekleed en velen tonen zich zeer geëmotioneerd als het beeld voorbij komt en proberen in ieder geval het plateau waarop ze wordt gedragen, aan te raken.

Het is een vorm van devotie die mij volkomen vreemd is. Ik kan me echter voorstellen dat wanneer je tussen de mensenmenigte staat, de emoties onontkoombaar zijn. De hele stad is in vervoering voor dit beeld van een treurende moeder.

De nuchtere, Engelse voice over vroeg zich, bij deze beelden af, wat nu precies het object van verering was: Maria, moeder van Jezus of dit beeld...

Het is nogal een verschil. 

Ik kom er niet goed uit. Aan de ene kant kan ik bedenken dat voor velen langs de route het leed van een treurende moeder die haar kind heeft verloren, een herkenbare emotie is dat ze delen met Maria. Dan zou dit beeld "slechts" het voertuig zijn om hen dichterbij Maria, moeder van Jezus, te brengen. Dan wordt het een gebeurtenis van menselijke proporties. Aan de andere kant onderken ik de kracht van een mensenmassa die je, als vanzelf, mee kan nemen in een vloedgolf van emoties. Als ik, excuseer me de calvinistische blik, de poppenkast om het geheel bezie: niemand, behalve enkele exclusief hiertoe aangewezen, mag het beeld aanraken; de theaterachtige opzet van de processie; het willen aanraken van het plateau waar het beeld op staat, dan lijkt het beeld het zicht op de menselijke emoties van een moeder die haar kind verloor, juist te belemmeren en wordt dit beeld an sich het object van verering...

Mogelijk is het niet een kwestie van óf, óf, maar zitten beide elementen erin.

Ik begrijp overigens dat de kerkelijke autoriteiten in hun verklaringen er alles aan proberen te doen om te voorkomen dat het beeld op zichzelf object van verering wordt. Nou ja. alles.... de processie gaat al eeuwenlang door en in de kathedraal is een kapel voor dit Mariabeeld ingericht en komen dagelijks gelovigen hun gebeden naar het beeld fluisteren. 

Het is een dilemma waar vele religieuze stromingen mee worstelen. Joden en islamieten hebben het opgelost door eenvoudigweg te verbieden afbeeldingen van God of mensen te maken. In Protestantse kerken zijn over het algemeen ook nauwelijks verbeeldingen te vinden en de kerken van het ApGen zijn vrijwel kaal met hooguit wat geabstraheerde verbeeldingen in glas of platen. Het is misschien ook wel weer veelzeggend dat de leden van het ApGen zoveel moeite hebben met God en zich veel liever beperken tot de humanitaire lijn. Dat lijkt een gemakkelijke oplossing, maar ik vraag me werkelijk af of hiermee het dilemma is opgelost.

Ik denk het niet.

donderdag 4 juni 2020

Bezield leven.



Afgelopen week was het Pinksteren. Een feest waar we in het ApGen over het algemeen niet zoveel raad mee weten. 

En dat is wonderlijk.

Immers, de apostolische beweging had bij haar ontstaan alles met de Pinkstergedachte te maken. Het was één van de belangrijkste feestdagen in het jaar. Het was het feest van de bezieling. Het was het feest van de uitstorting van de Heilige Geest. Het was de geboorte van de eerste christelijke gemeente...

En dat was precies waar het die biddende en confererende mannen en vrouwen in Albury om ging: terugkeren naar die oorspronkelijke bezieling. Niet vanuit de toen geldende dogma's van de heersende kerken, doch door te zoeken naar de pure inspiratie uit het werk en leven van die eersteling. Een belangrijke stap was hierin de poging van hen om ook de oorspronkelijke structuur van die allereerste christelijke gemeente nieuw leven in te blazen.

Ze stonden niet alleen. Overal ontstonden nieuwe stromingen in en buiten de traditionele kerken: de reveilbeweging, de pinkstergemeenten, het evangelische christendom, de oecumenische beweging. Er werd duidelijk gezocht naar nieuwe richtingen en naar een nieuwe bezieling.

En toen waren er in Engeland dus weer apostelen, opzieners, oudsten, herders, priesters en ... profeten.

Binnen de apostolische kerk waren profeten belangrijk. Dit waren mannen en vrouwen die, meestal tijdens een viering, werden bezield door de Heilige Geest en begonnen te profeteren. Niet zelden spraken zij "in tongen". Hiermee wordt bedoeld dat de spreker in een onbekende taal spreekt. Dit werd beschouwd als een bewijs dat de Heilige Geest zelf aan het woord was. Er werd dan ook veel waarde aan deze uitingen gegeven. Zo kon iemand door een profeterende opeens worden aangewezen als apostel en op pad worden gestuurd om een deel van de wereld te voorzien van de goede boodschap.

Dat dit ook veelvuldig de nodige problemen met zich meebracht, is niet moeilijk te bedenken. Profetieën moesten dan ook altijd worden beoordeeld want, niets menselijks is ons vreemd, ook de profeten niet. Dus een rivaal was zo weggepromoveerd naar Verwegistan of een vriendje kreeg een mooie aanwijzing. 

Juist die exclusieve verbinding met het Hoogste, bleek een te grote belasting voor onze menselijke schouders. Er zijn dan ook, voor zover ik weet, nergens in de apostolische kerken nog profeten te vinden.

Hoe zit dan dan met die "heilige geest" en haar bezieling?

Het is niet voor niets dat in het verhaal van Pinksteren 3000 gelovigen worden opgevoerd waarvan velen elkaar niet konden verstaan omdat ze elkaars taal niet spraken. Het gaat dus om mensen van allerlei pluimage. Met allerlei verschillende achtergronden. Met allen een heel eigen geschiedenis. Die verschillen mochten er ook gewoon zijn.

Het wonder was: opeens verstonden ze elkaar.

Ik geloof er helemaal niks van dat dit letterlijk wordt bedoeld. Maar ik herken wel degelijk de gebeurtenis: je kan zomaar contact met iemand hebben, woordeloos. Een blik kan dan genoeg zijn. Of een samenzijn met mensen die allemaal voor hetzelfde komen: een demonstratie, een sportgebeurtenis, een opera of de muziek van een band, een festival.... Het kan zomaar een intens gevoel van verbondenheid geven.

En pas op: ik heb het dan niet over een roze wolk. Verbondenheid kan ook voortkomen uit een diep gevoeld onrecht. Uit de overtuiging dat je op moet staan. Of dat je juist ergens voor moet gaan staan. Omdat het kwetsbaar is. Omdat het verpletterd dreigt te worden.

Zoiets.

En ja, dat noem ik dan bezieling. Geen idee hoe dat ontstaat en het is soms ook zomaar weer verdwenen. Maar het is er, soms. Het kan.

Bezield leven.

Pinksteren.

Heil'ge geest wil in dit uur
ons bezielen met uw vuur
dat het volk in u gedoopt
moedig zij, op God steeds hoopt,
Heil'ge Geest, levenskracht
met u zij Gods wil volbracht.

zaterdag 9 mei 2020

Apostelkind 2



Vanmorgen sloeg ik de Volkskrant open en kwam een recensie tegen van het boek van Renske Doorenspleet.

Inmiddels is mijn eerste gedachte: "Daar gaan we weer...", na recensies in de Trouw, de NRC en het Nederlands Dagblad te hebben gelezen.

Iedereen heeft natuurlijk recht op zijn eigen waarheid en mag ook, waar hij of zij dit wenst, zijn of haar menig verkondigen. Daar zal je mij werkelijk nooit over horen. Dat Doorenspleet gebruik heeft gemaakt van feitelijk materiaal, ze deed uitgebreid bronnenonderzoek en ook haar persoonlijke herinnering hieraan koppelt. Je zal mij hier niet over horen. En dat ze op zichzelf een goede schrijfster is, ik zal de eerste zijn die dit ook hardop zal bevestigen.

Er beginnen mij echter een paar zaken behoorlijk te steken. Dat zit hem vooral in de feitelijkheden. Zo blijkt uit vraaggesprekken met de schrijfster vrijwel nergens dat zij een verhaal vertelt zoals dat zich inmiddels ruim 35 jaar geleden heeft afgespeeld. Dat er inmiddels, na apostel L. Slok, 3 opvolgers zijn geweest en dat de positie, de benamingen en de relatie tussen de apostolischen en de apostel niet meer te vergelijken zijn met de periode Slok. Het is dus een verhaal uit het verleden en ze kent, ik durf dit hardop te zeggen, geen weerklank meer in de tegenwoordige tijd. Het zou Doorenspleet sieren, ook vanuit haar hang naar feitelijkheden, om dit aspect te benoemen.

Een andere kwestie is de overdrijving. Zo werd in het artikel in de NRC doodleuk verklaart dat zij een hekel had aan het kinderlied "8017". Inderdaad, een kinderlied zoals dat ergens in de jaren '50 werd gezongen. Ik ben zelf geboren in 1962 (en vanaf dat moment opgegroeid in het Apostolisch Genootschap) en toen was dit lied allang verdwenen uit de kinderbundel. Doorenspleet is van begin jaren '70 en het is dan ook ondenkbaar dat zij dit lied ooit heeft gezongen, laat staan dat ze hier, als kind, een dergelijke emotie aan heeft overgehouden. Zo merkte ik in een eerder artikel al op dat de hele term "Apostelkind" , de titel van het boek, voor mij geen enkele betekenis heeft: ik ben nooit zo genoemd en in ons gezin speelde het geen enkele rol.

Dat het Apostolisch Genootschap een periode heeft gekend waarin het in zichzelf gekeerd raakte, we spreken dan over de laatste jaren van het apostolaat van L. Slok en dat hij er wellicht beter aan had gedaan om jaren eerder zelf afstand te doen van zijn plek als apostel, om zodoende ruimte te bieden aan ontwikkelingen die nu eenmaal onontkoombaar waren (zoals alle na hem komende apostelen wel hebben gedaan), het is zonder twijfel waar.

Het is alleen niet gebeurt, met alle gevolgen van dien.

En daar moeten we ook mee leven: het is onderdeel geworden van onze geschiedenis en ik geloof dat niemand pogingen wil doen om dit te verbloemen. Het is echter aan de na hem komende apostelen en vele broeders en zusters te danken dat dit heilloze pad weer werd verlaten en apostolischen, zoals ze altijd al deden, volledig hun plek in de samenleving weer gingen innemen. Ook zie ik dat, als reactie op het boek van Doorenspleet, nergens zaken worden ontkend of onder het tapijt worden geschoven en dat er voortdurend een handreiking wordt gedaan om hier in dialoog met elkaar te treden. Dat staat toch haaks op de suggestie dat het Apostolisch Genootschap besloten, intern gericht en repressief zou zijn.

Mijn kinderen hebben allen besloten om geen lid te worden van het Apostolisch Genootschap. Dit besluit hebben ze in alle vrijheid kunnen nemen en er is geen enkele poging gedaan om hen op andere gedachten te brengen. Als ze dit wensen, dan zijn ze nog steeds welkom in de eredienst, ook als dat een eenmalig gebeuren is. Wat mij betreft: ik heb ze lief zoals een trotse vader zijn kinderen lief heeft. Het zijn prachtige mensen.

Tenslotte de steeds terugkerende opmerking dat alles "fijn" moest zijn. Ik herken de term en herken ook de diep ingesleten apostolische gewoonte om steeds weer te streven naar harmonie. Het zijn nu eenmaal geen ruziemakers en hierin heb ik soms een wat andere benadering. Soms zou het niet verkeerd zijn als er meer de confrontatie wordt gezocht. Bijvoorbeeld als een schrijfster, vanuit haar persoonlijke trauma's, harder slaat dan eigenlijk gerechtvaardigd is.

Maar of deze eigenschap, geen ruziemaker zijn, nu reden is om een hele geloofsgemeenschap in een beklaagdenbankje te zetten?


maandag 30 september 2019

Het instituut Apostolisch Genootschap


Het hoofdkantoor van het Apostolisch Genootschap

Hoe je het ook went of keert, het Apostolisch Genootschap is een instituut en worstelt dan ook met alle problemen waar hedendaagse instituten mee te maken hebben. Er zijn nog maar weinig instituties die op gezaghebbende wijze onze dilemma's kunnen beslechten. Er is natuurlijk nog veel meer over te zeggen, maar het gaat mij in deze om dat gezag. Gezag in de betekenis van een aanvaarde macht van een, in deze situatie, organisatie (namelijk het ApGen) om een groep (mensen) te leiden.

Als we een kleine 30 tot 40 jaar terugstappen in de tijd, dan was dit thema nauwelijks aan de orde. De apostel bekleedde in belangrijke mate het morele gezag om het onderscheid tussen, ik zeg maar even kortweg, "goed" en "fout" te duiden. De geestelijk verzorgers die door hem werden benoemd, konden direct aanspraak maken op dit gezag: zij handelden immers in opdracht en uit naam van de apostel.

Dit is overigens niet een exclusief apostolisch verschijnsel: een vergelijkbaar gezag hadden de dominee, de burgemeester, de politieagent en de (huis)arts. Op basis van hun positie konden ze in belangrijke mate een bijna vanzelfsprekend gezag uitoefenen aan de mensen om hen heen.

Als iets de afgelopen decennia tekent, is het wel dat dergelijke gezagsverhoudingen ingrijpend zijn gewijzigd. In dit deel van de wereld werd het individu steeds belangrijker en kreeg alle ruimte om zich, in toenemende mate, naar eigen inzichten te ontwikkelen. Dat we hierin zo langzamerhand tegen grenzen aanlopen ("het oordeel van de arts is ook maar een mening..."), is evident, maar dat verandert voorlopig nog niet zoveel aan deze situatie.

Belangrijk is wel dat het ApGen en haar gezag als instituut in zeer grote mate gelijkgesteld kon worden aan het gezag van de apostel. Ook haar centralistische wijze van organiseren werkte hier nadrukkelijk aan mee.

Dit is toch wel een belangrijk verschil met een instituut als de RK-kerk of de PKN. Immers, alhoewel ook hier geestelijk verzorgers belangrijke gezagsdragers zijn, kennen deze instituties ook een lange, zeer lange traditie van opvattingen en normen en waarden die zich vanuit haar overtuigingen hebben ontwikkeld. Dat is veel minder afhankelijk van de gezagsdragers, maar vormt een dicht weefsel dat het instituut hoe dan ook draagkracht geeft.

En die draagkracht is nu waar het het ApGen aan ontbreekt. Juist doordat ook hier het natuurlijke gezag van de apostel steeds minder vanzelfsprekend werd, ontstond voor velen het dilemma van waar het dan eigenlijk wel om gaat. En precies hier ligt dan ook mijn fundamentele kritiek dat op enig moment zelfs de relatie (in de statuten) met het leven en werk van Jezus van Nazareth is losgelaten. Hiermee viel een belangrijk fundament weg en waren we, om het dramatisch uit te drukken, aan onszelf overgeleverd.

Het gevolg is een, ik kan het niet anders noemen toch wat geforceerde zoektocht naar fundamenten en uitgangspunten en ja, bij ontbreken van natuurlijk gezag is dan ook alles waar en mogelijk. Er zijn apostolischen die zich Christen noemen en anderen juist niet (en hier zelfs grote aversie tegen hebben); die zich Atheïst noemen en anderen nu juist niet; die hun religieus gevoel en ervaren van God als fundamenteel benoemen en anderen nu juist weer niet; die vinden dat we actief betrokken moeten zijn bij de verschillende maatschappelijke noden en anderen nu juist weer niet. En het is allemaal oké of misschien juist ook weer niet.

Want, hoezo oké? Of, hoezo niet oké? Op basis waarvan?

Oppervlakkige of slechte luisteraars verwijten mij wel eens dat ik "de klok veertig jaar terug wil draaien...", maar bovenstaande laat wel zien dat zoiets, zelfs als ik zoiets al zou willen (wat zeker niet het geval is), onmogelijk is. Immers, de maatschappelijke context is totaal veranderd en geestelijk leiders die alleen maar op basis van hun roeping gezag doen gelden alsof zoiets vanzelfsprekend is, zijn (gelukkig) ondenkbaar .

Wel blijf ik hartstochtelijk pleiten om aansluiting te blijven houden bij één van de oudste tradities waar ook de apostolische kerken uit afkomstig zijn, namelijk die van het Christendom. Ook omdat het mijn volle overtuiging is dat een instituut als het ApGen alleen voor de toekomst bewaard kan blijven, als het haar maatschappelijke relevantie kan duidelijk maken: aan haar leden (de kinderen!) en onze omgeving. En die relevantie ligt nu juist in het "voortborduren op het leven en werken van die Eersteling, Jezus van Nazareth". Op een eigentijdse wijze door moderne mensen. Maar wel gedreven door een gezamenlijk ideaal.

Want een instituut dat haar gezag heeft verloren, houdt echt op te bestaan.


maandag 16 september 2019

Mensen gevraagd !!!



De krant stond vanmorgen weer vol met nieuws dat om vele verschillende redenen schokkend was: berichten over onverschilligheid, hebberigheid, machtsvertoon, egoïsme, bittere armoede en zo rijgt het wereldnieuws zich aaneen.

In de Trouw trof ik een bericht dat mij raakte. Sterker, ik heb de krant weggelegd en ben met de honden de polder ingelopen. In de stromende regen.

Ik was verbijsterd.

Het bericht betrof een melding uit Zweden. Steeds meer mensen kiezen hier voor een zgn. directe crematie. Dat wil zeggen: na het overlijden wordt de overledene direct opgehaald door een begrafenisondernemer en, zonder enige ritueel, linea recta gecremeerd.

Alsof het vuilnis betreft.

In 2009 koos 1 op de 50 Zweden voor deze vorm van crematie. Inmiddels zijn dit er reeds 1 op de 12 en in de grote steden zelfs 1 op de 10...

Nog recent las ik "Onbekend maar niet vergeten" van Sybilla Claus en Carina van Leeuwen. De laatste is rechercheur die in Amsterdam voortdurend onderzoek doet naar (bijna) vergeten doden. Zij probeert, met een heel team van deskundigen, deze stakkers weer een identiteit te geven. Wat me raakte was de zorgvuldigheid waarmee een onbekende ongelukkige wordt begraven. Met een eenvoudig ritueel en (veelal) de voordracht van een gedicht, krijgt de onbekende dode toch iets van zijn of haar waardigheid terug, alvorens het lichaam aan de aarde wordt prijsgegeven.

De individualisering van onze Westerse samenleving, heeft ons veel gebracht. Ik denk hierbij vooral aan de individuele vrijheid om je eigen keuzes te maken en het leven te leiden zoals jij dat voor ogen hebt.

Maar hier komen we aan op de grenzen van deze beweging, zo is mijn overtuiging. Een eenzame dode die onopgemerkt en anoniem wordt prijsgegeven aan het vuur. Nota bene, als gevolg van een eigen keuze. Opdat de dode niemand tot last is. Omdat de dode door niemand gekend is. Omdat de dode is vastgelopen in zichzelf en nergens meer een hand toegestoken ziet.

De commercie weet er wel raad mee en biedt in Zweden inmiddels voor een minimumprijs een gladgestreken oplossing voor een leven-lang schrijnend probleem.

Eenzaamheid.

Je kan je natuurlijk afvragen waar een ritueel voor een onbekende dode toe dient. Zoals met ieder ritueel is de handeling in zichzelf namelijk zinloos. De dode heeft er geen weet van en het kost de gemeenschap alleen maar tijd en moeite.

Maar ik kies voor het ritueel.

Voor de woorden voor de ongekende dode.

Omdat we ergens een grens moeten trekken om aan te geven dat we het domweg niet accepteren. Dat we niet accepteren dat mensen als vuilnis worden verbrand. Dat mensen zonder enige ritueel dit aardse bestaan verlaten. Omdat we niet zo'n samenleving willen zijn. Omdat iedere dode een schurende aanklacht is voor waar wij als levenden hebben gefaald.

Omdat er werk aan de winkel is.

Er worden mensen gevraagd. "Mensen gevraagd om de noodklok te luiden en om tegen de waanzin de straat op te gaan. Mensen gevraagd om de tekens de duiden, die alleen nog moedwillig zijn mis te verstaan. Mensen gevraagd om hun nek uit te steken voor een andere tijd en een nieuwe moraal.*)"

AFSCHEID VAN EEN ONBEKENDE
Er is een man gestorven en ik weet niet
wie hij is. Wie hij was. Wat, waarom noch hoe.
Er is een man gestorven en ik weet niet eens waaraan.
Het doet er ook niet toe. Ik ken zijn leeftijd niet en niet zijn naam.
Er is een man gestorven en ik weet niets van zijn dagen
geen van de dagen aan dat schamele verscheiden vooraf gegaan.
Er is een man gestorven en hier is de datum van de dag niet
dat hij stierf, dat men hem vond. Het doet er niet echt toe.
Er is een man gestorven en ik weet niet eens wanneer precies,
niet hoe, ik weet alleen maar wáár. Ik ken alleen het einde.
Er is een man gestorven en dit is het adres van waar hij werd gevonden
in een huis dat niet het zijne was. Niet dat het iets zegt.
Hij is al weg. Hij laat niets achter dan een DNA-profiel. Toch.
Er is een mens gestorven met een leven, met een hart, een ziel.
(F. Starik - eenzame uitvaart nummer 164)


*) Mensen gevraagd - Coert Poort

vrijdag 13 september 2019

Frustratie



Gisteravond luisterde ik naar het verhaal van een Goudse dame die enkele jaren geleden werd geraakt door de problemen die vluchtelingen in ons land ondervinden. We hebben namelijk een schild van angst om de grenzen van ons land gelegd en willekeur en eindeloze procedures moeten nu de vluchtelingen belemmeren zich in ons land te vestigen.

Omdat ze door velen worden beschouwd als gelukszoekers.

Vandaar dat velen onder hen lopend door de Sahara onze kant opkomen. Dat ze zich de mishandelingen en brute verkrachtingen in de door burgeroorlogen geteisterde Noord Afrikaanse kusten op de koop toe nemen. Dat ze onderweg hun kinderen of elkaar uit het oog kunnen verliezen of juist voor hun ogen zien verdrinken. Dat ze noodgedwongen enorme bedragen betalen aan nietsontziende mensensmokkelaars die hen op gammele bootjes de zee op sturen. Dat ze maanden in een troosteloos opvangkamp verblijven, ongewenst door de bewoners van dit land.

Ja, echte gelukszoekers, ja.

Maar goed.

Daar ging mijn verhaal verder niet over.

Wat mij boeide was dat deze dame gewoon maar begonnen is met het opzoeken en vriendschap sluiten met vluchtelingen in onze stad. Dat ze gewoon maar begonnen is om met hen de dwaalwegen van onze regelzucht te verkennen. Dat ze anderen om hulp is gaan vragen.

En dat er vanuit de kerk waar zij onderdeel van uitmaakt, ook weer, als vanzelf een heel diakonaat is opgetuigd, gericht op vluchtelingen. Dat deze kerk het initiatief volop en zonder aarzeling is gaan ondersteunen.

Omdat ze vindt dat ze als kerk hier een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft.

Dat haar kerk als vanzelfsprekend de samenwerking is gaan zoeken met andere kerken. Omdat ze elkaar zo nodig hebben.

Maar dat mijn kerk hier niet aan deelneemt.

Omdat wij het allemaal op eigen houtje proberen te doen.

Voor eigen publiek.

Omdat we ons willen onderscheiden van de andere kerken. Of zelfs liever helemaal geen kerk genoemd willen worden.

En dan zit ik mij in stilte wat te schamen.

Hebben we dan niets met dit soort vraagstukken? Natuurlijk wel! Maar we worden belemmerd door die blokkades in ons denken.

En eindeloze praat- en verdiepingssessies...

wat ook wel navelstaren wordt genoemd.

Ik ben hier te ongeduldig voor en bewandel mijn eigen pad.

Ik ben Apostolisch in hart en ziel...voor mijn medemens. Want aan hen zullen we het moeten laten zien.