maandag 27 april 2020

Als stormen soms loeien...

ondergang ss ville du havre, 1873

Als stormen soms loeien met hevig geweld,
m'n uitzicht verdonkert al meer,
dan bid ik om moed, wanneer angst mij beknelt;
'k blijf geloven: de rust keert weer eens weer.

'k voel Gods kracht diep in mij,
'k voel Gods kracht, ja, bij ieder getij...

(Apostolisch Genootschap, lied 128, gemeenschappelijke liederen)

t Zij vreugde mijn deel is, of smart mij verteert
en stormwind en nacht mij verschrikk’.
Gij hebt mij, mijn Heiland, te roemen geleerd:
‘t Is mij goed, wat mijn God mij beschikk’.


‘t Is mij goed, wat God doet;
‘t Is mij goed, wat mijn God mij beschikk’.


(PKN, liedboek Johannes de Heer)

Of stormen al loeien, geen sterre daar blinkt,
de lucht zich verdonkert al meer,
vertrouwend op God mij de moed niet ontzinkt.
't Is mij goed, 't is mij goed in de Heer!

't Is mij goed in de Heer.
't Is mij goed, 't is mij goed in de Heer!

(liedboek Nieuw Apostolische Kerk, lied 443)

When peace like a river, attendeth my way,
When sorrows like sea billows roll;
Whatever my lot, Thou hast taught me to say,
It is well, it is well, with my soul.
It is well, with my soul,
It is well, with my soul,
It is well, it is well, with my soul.

(oorspronkelijke tekst door Horatio Spafford, 1873)

Hierboven staat vier keer hetzelfde lied. Tenminste, als je je ogen sluit en alleen de melodie laat klinken, dan hoor je vier keer hetzelfde. De melodie hebben we overigens te danken aan Phillip Bliss. Iemand aan wie wij, apostolischen, meer liederen te danken hebben...
Voor bovenstaand lied schreef hij dus alleen de melodie. De tekst door Spafford kent een dramatische achtergrond. In 1873 stuurde hij zijn familie met een schip vooruit naar Europa omdat hijzelf in de Verenigde Staten, hun thuisland, nog zaken moest afhandelen. Het schip, de ss Ville du Havre, kwam echter midden op de oceaan in botsing met een ander schip en het verging vrijwel onmiddellijk. Spafford zijn vier dochters kwamen hierbij om; alleen zijn vrouw overleefde de ramp. Zij zond hem een telegram met de tekst: "saved alone". Op de reis naar Europa, schreef Spafford zijn beroemd geworden hymne.
Als stormen al loeien met hevig geweld...
Bijzonder vind ik dat bovenstaand lied in verschillende kerken wordt gezongen met heel verschillende achtergronden. Ook als we kijken naar de verschillende teksten....je kan hier natuurlijk met een zeefje doorheen, maar volgens mij lijken zij erg op elkaar. 
De onoverkomelijke gebeurtenissen die je in je leven overkomen, die alles in en om je heen op zijn kop zetten. De dreigende en peilloze diepten van de wanhoop en de angst. En dan het jezelf toefluisteren of, wellicht, tegen het gebulder van de storm in, het hardop schreeuwen, als een soort geruststellende mantra, "'t is mij goed in de Heer" of "'k voel Gods kracht..."
Dit is niet een lied dat uit overtuiging wordt gezongen. Het is fluisteren, wanhopig tegen jezelf en ondanks alles wat er om je heen gebeurt. Het is zelfs geen gebed, maar meer als de moed der wanhoop. Een vader die vier dochters heeft verloren op zee. Een man die zijn vrouw gaat opzoeken, in het besef dat zij, als enige, uit het koude zeewater is gevist en haar dochters heeft moeten laten gaan. Wreder kan het leven zich niet aan je tonen. 
Dit alles is op de één of andere manier in de ziel van zijn gedicht gaan zitten, of misschien moet ik zeggen: hiermee is zijn tekst bezield... en het raakt een ieder die het hoort. Of deze nu apostolisch, protestants-christelijk of methodist is. Het overstijgt door zijn menselijkheid en raakt iets wat diep in ons is...
'k voel Gods kracht...

donderdag 9 april 2020

Apostelkind

"Tussen 1946 en 2001 groeiden duizenden Nederlandse kinderen op in een verborgen, parallelle wereld. Ze vormden een gesloten gemeenschap met zo’n 30.000 ooms en tantes, broeders en zusters, en één Vader die volledige overgave eiste: de Apostel. De groep had dagelijkse bijeenkomsten, een eigen taalgebruik, een intensief jeugdprogramma, een bijzondere levenstaak, aparte regels en rituelen. Overdag functioneerden de kinderen in het zichtbare leven in Nederland. ’s Avonds en tijdens de weekenden leefden ze in een voor buitenstaanders onzichtbaar universum."

Zo kondigt de uitgever de inhoud van het boek van Renske Doorenspleet aan. En natuurlijk begin ik eerst te puzzelen op haar naam. Dat is wat apostolischen doen. Zoeken naar lijntjes. De naam Doorenspleet is mij bekend: de zus van mijn vader was getrouwd met een Doorenspleet, oom Lex. Bovendien was in de gemeente waar mijn opa en oma kerkten een voorganger die ook Doorenspleet heette, oom Otto, een oom weer van oom Lex. Maar verder kom ik niet. Renske is mij onbekend.

Het verhaal van haar komt mij daarentegen in vele opzichten bekend voor. De verhalen, de teksten, de ervaringen. Ja, ook ik was een Apostelkind. Ik moet hier echter direct bij opmerken dat die hele term "Apostelkind" mij dan weer onbekend is. Ik ben tenminste nooit zo genoemd, zover ik mij kan herinneren. Ik herinner me alleen een kinderlied waar de term in wordt gebruikt, maar bij mij is dit een regel uit een kinderlied gebleven en niet meer dan dat. De apostel heb ik ook nooit ervaren of benoemd als "vader"  en het kussen van zijn foto, één van de scenes in het boek, is voor mij ondenkbaar. Blijkbaar had de apostel, alhoewel erg belangrijk in ons leven, toch een andere plek in ons gezin.

Misschien waren wij ook niet zo'n doorsnee apostolisch gezin.

Ik worstel dan ook met enerzijds een voortdurende herkenning en tegelijkertijd, naarmate het boek vordert, een toenemend gevoel van vervreemding. Soms laait er zelfs, tot mijn eigen verbazing, woede op: mijn geschiedenis, al die mensen die mij lief zijn, mijn herinneringen, mijn verhalen, ze zijn opeens verdacht en er lijkt een stinkend laagje overheen te zijn gegoten.

Ik krijg de neiging om hen, mijn ouders, grootouders en al die broeders en zusters die mij zo dierbaar zijn, te verdedigen en realiseer me dat dit niet veel zin heeft. Het is háár verhaal en niet het mijne. Ik zal haar geschiedenis moeten respecteren anders wordt het nog een naargeestige vertoning, modder gooien over en weer.

Misschien toch dit. 

Opvallend aan het boek van Doorenspleet is dat het volledig draait om de apostel en wel specifieker L. Slok en, later zijn zoon, J.L. Slok. Hiermee volgt ze een bekende en, wat mij betreft, beperkende, apostolische traditie. Apostolische geschiedenisboeken, ook de laatste van Brand, kenmerken zich doordat het niet de geschiedenis is van het apostolische werk, maar van individuele apostelen. Een kwetsbare benadering, dat Doorenspleet ook wel laat zien in de vaak schrijnende voorbeelden uit haar persoonlijke leven.

Als je mij vraagt naar mijn apostolische geschiedenis, of, zoals dat tegenwoordig wordt genoemd, mijn geloofsverhaal, dan gaat dat niet over Slok, maar over mijn opa en oma Zwart. Twee eenvoudige mensen die geen van beiden de lagere school hadden afgemaakt. Over het onwaarschijnlijke verhaal van mijn opa en hoe hij, na een getraumatiseerde jeugd als zwerfjongere, rust vindt in zijn geloof. Een eenvoudig geloof waarin hij de liefde als grondtoon in zijn leven wilde laten zijn. Hoe hij en mijn oma hun vastlopende huwelijk weer nieuw leven in wisten te blazen. Hun verhalen gingen niet over de apostel, maar over hoe de broeders en zusters van de gemeenschap hen een veilige haven boden. Over vriendschappen met anderen.

En ze stonden voor iedereen klaar, apostolisch of niet-apostolisch: mijn oma ging op 80-jarige leeftijd met haar buurvrouw (een jonge vrouw van een jaar of dertig en analfabeet) alsnog de lagere school afmaken, zodat haar buurvrouw kon leren lezen.

Die voorbeelden, die deden het voor mij.

En apostel Slok, de apostel van mijn jeugd, stond voor mij, eerlijk gezegd, heel ver weg. Hij kwam eens in de zoveel jaar in de gemeente en dan was het vol en, ja, er waren veel emoties. Maar vervolgens was hij weer jaren uit beeld en verdween hij voor mij weer helemaal naar de achtergrond.

De apostolische traditie is veel groter dan alleen het verhaal van een individuele apostel. Het is het verhaal van vele, vaak eenvoudige gelovigen. Ook die verhalen zijn van belang en mis ik in het boek van Doorenspleet. Zoals iedere kerkelijke traditie vele lagen kent: theologisch, dogmatisch, maar ook het vlechtwerk van talloze ongekenden die in hun dagelijks leven handen en voeten geven aan al die taal. Die worstelen met de tegenstellingen en de tegenstrijdigheden en hier steeds unieke antwoorden op geven. 

Ik heb ze gezien en meegemaakt. Ik ben hier deel van. 

Dat is mijn geschiedenis.