dinsdag 28 september 2021

Ubuntu

 



26 september 2021

Vanmorgen werd in de eredienst door Jan Kasdorp gesproken over "de ziel". Hij deed dit vanuit de opvatting dat de ziel feitelijk jouw diepste persoonlijkheid, jouw diepste zijn vertegenwoordigd. Een veel gehoorde opvatting binnen het ApGen, waarmee ik toch moeite blijf hebben. 

Bert vd Schaaff haakte hierop in en sprak over het "ik" en "de ander". Hij legde daarmee, zonder het expliciet over de ziel te hebben, de verbinding die ik mis in de opvatting van het diepste zijn. Dat beeld sluit het begrip "ziel" naar mijn smaak teveel op in zichzelf.

In eerdere teksten heb ik "ziel" meer beschreven als dat deel in mij dat nu juist verbinding maakt met de mij omringende wereld. Die wonderlijke ervaring van "aangesloten" zijn; het mezelf deel weten van dat grote geheel; het voelen van verwantschap, van vriendschap en zelfs liefde...De ziel als deel van mezelf dat resteert na het overlijden van mijn stoffelijke lichaam. De ziel als blijvend geheel en waarvan ik kan zorgen tijdens mijn leven dat dit deel groeit of verschrompeld door mij al of niet open te stellen voor verbinding.

Hoe verhouden deze beide opvattingen zich tot elkaar? Ze lijken elkaar uit te sluiten... 

Toen schoot mij het begrip "Ubuntu" te binnen. Ik werd met deze denkwijze geconfronteerd door een (foto)boek dat is samengesteld door Frank vd Ham, een glaskunstenaar. Dit boek droeg de titel "Ubuntu" en werd ingeleid door bisschop Tutu. Vrij vertaald zegt "Ubuntu", "Ik ben omdat wij zijn". Deze humanistisch-filosofische opvatting uit Zuid Afrika geeft dus in essentie aan dat jouw diepste zelf altijd in relatie staat met de ander. Dit gaat ver: als de één lijdt, lijden we allemaal en, omgekeerd, we delen dus ook vreugde met elkaar. Er is dus altijd samenhang tussen mij en de ander(en). Onontkoombaar, alhoewel je je hier wel voor kan afsluiten. Je keert dan in jezelf of je kiest voor een kleine kring en sluit deze af van de buitenwereld. Dit kan leiden tot eenzaamheid: hoeveel uitgestoken handen je ook omringen, je ziet ze gewoon niet meer.

Dit geeft ook inhoud aan het begrip zielsverzorging want deze verbinding moet worden onderhouden. Het vraagt soms moed, soms troost en soms bemoediging om die verbinding weer aan te gaan. En soms moet je samen accepteren dat het er even niet inzit, zonder dat je elkaar loslaat. Feitelijk is dit ook de essentie van pastoraal werken, wat mij betreft. Door allerlei redenen kan er beschadiging ontstaan door wat mensen elkaar aandoen. Ook het leven zelf kan je beschadigen door een kind dat komt te overlijden, een ernstige ziekte die je treft, door natuurgeweld dat je overkomt. Het zijn allemaal verschijnselen die voortkomen uit diezelfde verbinding, net zoals de geboorte van een kind, het herstel van een slopende ziekte of het bewaard blijven ondanks natuurgeweld. Er zit namelijk geen rechtvaardigheid in deze verbinding, ze komen voort uit het leven zelf. Door deze worsteling aan te gaan, geef je voeding aan je ziel en je laat haar groeien. Zo laat je ook, is mijn overtuiging, een mooiere, rijkere wereld na.

Ubuntu is de verbinding.

dinsdag 22 juni 2021

Labyrinth




Zondag 13 juni was er in Gouda voor de eerste keer sinds maanden de gelegenheid om met broeders en zusters samen te komen tijdens de eredienst. We zaten met zo'n 20 mannen en vrouwen in de zaal en de 1 1/2 meter werd meer dan voldoende gehandhaafd. De beide voorgangers waren aanwezig en ook dit was voor iedereen de eerste keer dat we hen in levende lijve meemaakten. Ik weet niet meer zo goed wat er precies allemaal is gezegd, maar het was goed om elkaar na al die maanden weer eens te ontmoeten en in de ogen te kunnen kijken. 

De dienst zelf was maar een kale aangelegenheid: één keer zong een koortje van 4 man voorzichtig een lied en verder werden de zangers via een beamer op een beeldscherm geprojecteerd. Er was geen rondgang, er werden geen gebeden uitgesproken. Het was vooral tekst. Het driemaal amen aan het einde van de dienst bleek inderdaad afgeschaft en tijdens de dienst werd de stellige hoop door enkelen uitgesproken dat dit lot nu ook snel de rondgang zou treffen, althans het gebruik van ouwel en wijn. 

Ik voelde me wat weemoedig op de fiets, terug naar huis. 

Ik moest sterk denken aan een beeld uit de film "Labyrinth". In deze film moet een jong meisje op zoek naar haar broertje. Zij moet hem in een bepaalde tijd terughalen, anders zou hij voor altijd eigendom blijven van de kwaadaardige elfenkoning. Om haar broertje te vinden, moet zij een enorm labyrinth doorkruisen, waarbij de elfenkoning voortdurend vals speelt en zij steeds weer opnieuw lijkt te moeten beginnen. Op enig moment komt het meisje, vermoeid, op een soort vuilnisbelt, maar als ze een deurtje doorgaat, bevindt ze zich opeens in haar eigen slaapkamer thuis. Alles klopt: de kamer, de speeltjes, de rommel op haar bureau, het bed dat uitnodigend opengeslagen ligt. 

Ze ploft huilend neer op het bed.

Eén ding klopt er echter niet... 

het is niet haar kamer... 

wanneer ze deze werkelijkheid tot haar laat doordringen, beginnen de muren te barsten en stroomt het vuilnis van buiten door de ramen, de deur en uiteindelijk zelfs door de scheuren in de muur de kamer in. 

Het was goed om zondag weer in de eredienst te zijn.

Ik was echter nog niet thuis.

We hebben nog een lange weg te gaan.

Of misschien heb ik die weg nog te gaan...


maandag 10 mei 2021

Uw zielsaanbieding ...

 


De rondgang.

Op dit ogenblik wordt in de lokale gemeentes gesproken over het ritueel van “de rondgang”. Zoals ik al in een eerdere blog vermeldde, voor de lezers zonder apostolische achtergrond, is “de rondgang” feitelijk de apostolische benaming van “het avondmaal” zoals deze in veel kerken wordt gevierd. Het ritueel tijdens een apostolische eredienst zal voor vele kerkgangers herkenbaar zijn: na gebed komen de gemeenteleden naar voren en krijgen een ouwel, gedoopt in wat wijn, aangeboden. Apostolischen nemen de ouwel op de rug van hun hand in ontvangst. Tot voor kort werd hierbij de tekst “Uw zielsaanbieding is aanvaard en wordt in dit teken (of: hiermee) bevestigd…”. Sinds kort is de tekst gewijzigd in “Uw voornemen om een liefdevol mens te zijn, wordt hiermee bevestigd.” 

Naar aanleiding van dit gesprek, schreef ik de volgende overdenking.

Reeuwijk, 8 mei 2021

De rondgang is voor mij de kern van onze apostolische viering op zondag. Feitelijk is dit het moment waarin we letterlijk in de benen gaan en in beweging komen. In dat moment verbind ik mij met een traditie die al eeuwen terug gaat en die zijn oorsprong heeft in het laatste avondmaal dat Jezus met zijn vrienden nuttigde. Alhoewel in de bijbel vooral het komende verraad centraal staat (wat natuurlijk een dramatisch gegeven is: één van zijn nabije vrienden zou Jezus verraden), is voor mij de essentie toch vooral de zorg van Jezus hoe het verder zou gaan. Nog eenmaal laat hij zijn vrienden zien waar het voor hem over gaat (“De belangrijkste van jullie moet de minste worden en de leider de dienaar. 27Want wie is belangrijker, degene die aanligt om te eten of degene die bedient? Is het niet degene die aanligt? Maar ik ben in jullie midden als iemand die dient.” (Lucas 26-27)). Hij breekt het brood en geeft aan dat dit zijn lichaam is; vervolgens schenkt hij de wijn en geeft aan dat dit zijn bloed is. En nog steeds zijn brood en wijn de symbolen die ons helpen bij het ritueel van de rondgang. Natuurlijk geloof ik niet in de letterlijke vertaling (daar ben ik nu eenmaal te vrijzinnig voor), maar voor mij staan deze symbolen voor het volgende: de boodschap van Jezus kan alleen begrepen worden als zij belichaamd wordt in degene die de boodschap wil verder dragen. Het is geen theorie of een toverformule: je zal het in jezelf moeten opbrengen in degene die je dagelijks bent.

Welnu, nog steeds geven we antwoord op de zorg van Jezus over hoe het verder gaat: ik wil een liefdevol mens zijn en meewerken aan een menswaardige wereld.

Bijzonder in het ritueel vind ik ook dat het brood en de wijn wordt uitgereikt door een medebroeder of zuster. Voor mij is het heel waardevol geweest dat ik deze handeling vele jaren mocht verrichten. Steeds ben ik me ervan bewust geweest dat ik, bij het oogcontact, soms heel direct in de intieme ruimte van degene kwam die voor me stond. Ook was ik me er steeds van bewust dat ik op dat ogenblik niet als “Erik Zwart” werd aangekeken, maar als medemens. Ik gun het iedereen deze momenten mee te kunnen maken: ik zou het zeer toejuichen als deze handeling niet langer voorbehouden zou zijn aan enkelingen. Bij mijn geboorte is belooft door degenen die hierbij waren dat men er aan zou werken dat ik me kan ontwikkelen tot een priesterlijk mens. Zodra we zover zijn dat we begrijpen dat deze priesterlijke opdracht voor ieder geldt en ook zo wordt ervaren, zijn we echt een flinke stap verder. Het meehelpen met de rondgang heeft mij, emotioneel, verder geholpen in mijn ontwikkeling tot priesterlijk mens. Juist in relatie tot die broeders en zusters die me zo onbevangen en soms in verbijsterende openheid een blik in hun diepste zijn durfden te geven.

De oude tekst (“Uw zielsaanbieding is aanvaard en wordt in dit teken bevestigd”) is voor de meesten onbegrijpelijk. Het begrip “ziel” wordt in ons werk nauwelijks uitgewerkt en hierover bestaan dan ook vele opvattingen. Voor mij persoonlijk is de ziel dat wat mij verbindt met mijn omgeving. De reden dat ik in de natuur ontroerd kan raken; dat ik geraakt kan worden door een blik; dat ik stil kan worden door een aanraking, kortom, dat ik in verbinding sta met de schepping. Ik geloof echt dat alles om ons heen “bezield” is en dat hier het geheim van het “verbonden zijn” in schuilt. De ziel staat voor mij dus los van mijn “ego”. Sterker, die kan mij belemmeren verbinding te maken. “Ik ben in jullie midden als iemand die dient…”, dat is de sleutel. Op die manier begrijp ik ook dat de ziel het deel is dat na mijn dood achterblijft en weer opgaat in het geheel. Ik moet dus zuinig zijn op de ziel, zeker vanuit de gedachte dat ik ook hier iets wezenlijks achterlaat.

Ik hecht niet aan de oude tekst en ook niet bijzonder aan de nieuwe. Eigenlijk doet deze tekst er niet zoveel toe (zolang er natuurlijk geen onzin wordt uitgekraamd). Ik heb zelf wel eens voorgesteld om elkaar datgene toe te roepen wat pelgrim-gangers, onderweg naar Santiago, elkaar toeroepen: “Ultreia!” Dat betekent zoveel als: “Hou vol!” “Je kan het!” Waardevolle ondersteuningen op de levensweg.

Maar goed, “uw zielsaanbieding” is in mijn denkkader dus een vreemde uitdrukking. Ik ga namelijk helemaal niet over “mijn” ziel, maar ik kan er wel voor zorgen dat ik me openstel of juist afsluit. In die zin zou de betekenis dus zijn dat ik beloof om me open te stellen. Dat is hard werken want wat ben ik vaak van mezelf vervult.

Ook de bevestiging is voor mij niet zo belangrijk, als deze maar uit je hart komt. Ik geef toe dat ik wat vreemd opkeek toen ik de eerste keer “dank je wel” hoorde zeggen (nota bene uit de mond van mijn vader…). Het geeft misschien iets aan van je gemoedstoestand: soms dank je en soms bevestig je (amen) en soms leg je je vast in een belofte. Alle drie waardevolle reacties, lijkt mij.

dinsdag 27 april 2021

What's in a name?



Een van de onderwerpen die tijdens de digitale paasbijeenkomst werd besproken, is de rol van de apostel en, hiermee samenhangend, de naam van onze kerk: 

Apostolisch Genootschap.

Alhoewel ik het woord liever niet meer zou willen horen, blijkt ze ook hier zo ongeveer het credo te zijn: 

eigentijds. 

Voor de leden werd onder andere een film gepubliceerd waarin eerst zuster Truus Bouman en vervolgens broeder Wouter Beuzel hun standpunt weergaven met betrekking tot de naam "Apostolisch Genootschap".

Met een gezichtsuitdrukking alsof hij iets bijzonder smerigs in zijn mond had gekregen, verklaarde Beuzel dat de naam "voor buitenstaanders" teveel een "kerkelijke associatie" oproept. 

Ik kan eigenlijk alleen nog maar in grote verbazing luisteren en kijken naar dergelijke verklaringen. Om de één of andere, voor mij volstrekt onduidelijke reden, lopen mannen en vrouwen als Beuzel in het dagelijks leven bij voortduring mensen tegen het lijf die vol afkeer van hen weglopen als ze worden geconfronteerd met de naam "Apostolisch Genootschap" omdat het associaties met de kerk oproept. 

Het is mij werkelijk nog nooit overkomen. 

En ik durf te zeggen dat ik in volstrekte openheid naar mijn omgeving vertel over mijn geloof : naar vrienden, collega's, mensen die ik tegenkom in mijn vrijwilligerswerk en ga zo maar door. Nooit, echt nog nooit is mij verklaart dat men grote aversie koestert omdat het zo op een kerk zou lijken. Natuurlijk, velen nemen mijn verhaal voor kennisgeving aan en interesseren zich er verder niet voor. Maar er zijn er ook die mij belangstellend vragen naar specifieke kenmerken of overtuigingen. 

Eerlijk gezegd ben ik bang dat we in ons genootschap elkáár vooral hebben wijs gemaakt dat onze omgeving zo weinig belangstelling heeft of zelfs een grote afkeer heeft van ons genootschap, door zoiets oppervlakkigs als een naam of een titel. 

Om zijn standpunt te illustreren, haalde Beuzel een potje pindakaas tevoorschijn en schroefde deze open: de inhoud bleek jam te zijn.

Hieruit moest ik blijkbaar concluderen dat we, in de visie van Beuzel, ook echt geen kerkgenootschap zijn en dat de naam dus domweg misleidend zou zijn.

Hij vergat uit te leggen waarom we dan geen kerkgenootschap waren en hier bleef hij voor mij dan ook onduidelijk, terwijl dit toch feitelijk de kern van zijn betoog had moeten zijn.

De belangrijkste lijn in zijn betoog was dat het apostolisch genootschap in 1951 door L. Slok is opgericht en door "continue ontwikkeling" is geworden tot wat het nu is "een plaats voor religieus-humanistische bezinning".

En hier gaat het eigenlijk al mis.

Jawel, het apostolisch genootschap is in 1951 opgericht, maar het kwam niet zomaar uit de blauwe lucht vallen. Ze kwam voort uit een geschiedenis die al in de 19e eeuw in Engeland is begonnen met de oprichting van de Catholic Apostolic Church. En ook die kwam niet zomaar uit de lucht vallen, maar dan gaan we terug naar die Eersteling die we ook wel Jezus noemen: een mens die God liefdevol "vader" noemde en de mensen om hem heen leerde dat men "God moest liefhebben met heel het hart en heel de ziel" maar het minstens zo belangrijk was om "uw naaste lief te hebben als uzelf".

En het waren apostelen die deze boodschap met zich meedroegen en het in hun eigen leven aan anderen wilden bewijzen. Ze brachten met hun zijn deze mooie boodschap verder de wereld in.

En die "continue ontwikkeling" valt, eerlijk gezegd, ook wel mee. Er is niet zo heel erg veel in ons gedachtengoed dat we als uniek en expliciet "ApGen" kunnen aanwijzen. Veel veranderingen zijn verklaarbaar omdat de wereld nu eenmaal verandert en daarmee ook wijzelf. 

Dat is overigens prima.

Veel leden ervaren de laatste decennia zelfs als een verarming als het gaat om ontwikkeling. Ikzelf aarzel hier wat over omdat de uitwerking van de "humanistische lijn" in ons denken wel verdieping heeft gekregen. Dat de, laat ik zeggen, spirituele lijn wat minder aandacht heeft gekregen, beschouw ik persoonlijk als een effect van de voortdurende golfbeweging die de tijd nu eenmaal met zich meebrengt. Tegelijkertijd ervaar ik om mij heen dat ook die lijn niet weg is, maar stilletjes voortleeft in velen. Ze zal zeker wel weer een keer aandacht gaan krijgen.

Wat ik jammer vindt is dat, ook in dit filmpje, een (weliswaar zeer gewaardeerde, maar) oudere zuster naast een jongere broeder wordt gezet. Hiermee ontstaat toch het beeld alsof zuster Bouman de mening van een oudere generatie laat horen en broeder Beuzel de jongeren. Alsof we hier te maken hebben met een tegenstelling. 

Ik vraag me dan ook oprecht af hoe dit gesprek verder gevoerd gaat worden.

Tenslotte.

Er zijn al veel veranderingen doorgevoerd en steeds vroeg ik mij af, zeker als ik moeite had met de verandering, of ze voor mij essentieel was in mijn apostolisch-zijn. En dat was ze veelal niet. Dat er veel verdwenen is dat voor mij waarde heeft, is evident. Dat ik hierdoor blauwe plekken heb opgelopen, ook, maar het heeft niet geleid tot verwijdering. Het is nu eenmaal een werk dat ik liefheb. Het is het werk van mijn ouders, mijn grootouders en zelfs mijn overgrootouders. Ik sta dus in een traditie die mij lief is. 

Mijn overgrootouders hebben nooit van het apostolisch genootschap gehoord, maar ze waren wel apostolisch (in de eenheid der apostelen voor Nederland en koloniën)... dus ja, de naam zou kunnen veranderen.

Ik hoop en bid dat degenen die hierover nadenken dan vooral denken en handelen in de geest van wat zuster Bouman ons heeft meegegeven. 

Dan blijft ook de naam geworteld in die lange lijn van waaruit we zijn voort gekomen. Belangrijker is echter dat potje pindakaas: mijn geloof is niet een produkt met een dekseltje erop en een marketingbedenksel. Ze komt voort uit wie ik ben en van waaruit ik ben.

En, broeder Beuzel, over die smaak valt te twisten.