dinsdag 30 juli 2019

Wat zoekt een mens in Albury?

Het huis van Drummond in Albury Park
Albury ligt midden in het heuvelachtige, idyllische landschap van het graafschap Hertfordshire, iets ten zuidwesten van Londen. De A 248, een lokale weg, slingert door de heuvels, bossen, landgoederen en dorpjes heen en ook dwars door het gehucht Albury.
Albury is klein. Behalve een pub, een kantoor van de gemeente, een paar doodlopende dwarsstraten waaraan wat bebouwing, valt er niets te beleven. Het is een aardig plaatsje, op sommige plekken zelfs schilderachtig, maar daar kent deze streek talloze voorbeelden van.

Toch wilde ik persé naar Albury.

In Albury kocht Henri Drummond in 1819 het landgoed "the Albury Park" met het bijbehorende huis. Drummond was een telg uit een rijke, Engelse familie. De familie bezat een bank en Henri beheerde deze instelling. Dat deed hij goed en het bezorgde hem geen windeieren. Sinds 1810 zat hij ook in het Engelse Parlement. Hij studeerde in Oxford aan het prestigieuze Christchurch-college en in 1825 was hij de grondlegger van de leerstoel "politieke economie" aan dezelfde universiteit.

Het moge duidelijk zijn: Drummond behoorde tot de Engelse "upperclass".

Nog steeds vraagt u zich af waar mijn belangstelling voor Drummond nu eigenlijk vandaan komt.

Ik ben Apostolisch.

Het vraagteken wordt alleen maar groter.

Laat ik volstaan op te merken dat ik behoor tot een kerk die voortkomt uit een traditie die rond 1830 in, jawel, Albury ontstaan is... Op het landgoed van Drummond, die tussen 1826 en 1830 jaarlijks een conferentie organiseerde met discussies over de toestand van de kerk in die dagen, bijbellezingen en gebed. Deze conferenties leidden uiteindelijk tot de oprichting van de "Catholic Apostolic Church".

Vandaar.

Bijzonder is wel dat deze eerste kerk in de Apostolische traditie, inmiddels vrijwel is uitgestorven. Vooral wanneer je je bedenkt dat deze zelfde kerk in korte tijd, na 1830, een enorme groei doormaakte: rond de eeuwwisseling naar de 20e eeuw kende ze ruim 200.000 leden en had ze zo'n 1.000 gemeenten over de hele wereld. Eén van haar eerste, belangrijke voorgangers, Edward Irving, trok, wanneer hij predikte, soms wel 3.000 toehoorders aan.

Deze kerk is vrijwel geheel verdwenen. In Engeland tref je soms nog een kerkgebouw aan met een plaquette aan de muur waarop vermeldt staat dat het gebouw oorspronkelijk door de Catholic Apostolic Church is gebouwd. Van de 17 gemeentes in Nederland, zijn er nog ongeveer 3 over. Nieuwe ambtsdragers worden al vele decennia niet meer aangewezen. De leden van de kerk hebben aansluiting gezocht bij andere, Christelijke kerken en komen nog beperkt samen om hun eigen rituelen uit te voeren.

De kerk kende echter verschillende afscheidingen die zich in de loop der jaren weer vertakten. Deze nog jonge scheut van de Christelijke Kerken, kent al een zeer volgroeide kruin. Wereldwijd zijn er zo'n 9 miljoen mensen die zich Apostolisch noemen. En daar ben ik er één van.

Nieuwsgierig liep ik dus het landgoed in Albury op. Ik zag het bordje dat het niet toegankelijk was, maar, zo was mij verzekerd, Apostolischen worden getolereerd.

Het duurde niet lang toen een dame naar mij riep, of ik verdwaald was. Na mijn uitleg, raakte ze in toenemende mate geïrriteerd. Ze woonde hier al haar hele leven en steeds opnieuw "those Apostolic" die maar het terrein op kwamen lopen. Ze was echt Engels, je moest goed naar haar luisteren om te begrijpen dat ze het echt zat was: "this is really an issue for me..."

We zijn maar weggegaan.

We liepen nog even naar de kerk die Drummond aan de rand van het landgoed had laten bouwen. De eerste kerk die door de Catholic Apostolic Church was gebouwd.

Hij zat op slot...

maandag 29 juli 2019

Terschellingers hebben geen hart!


Dit is een verbazingwekkende foto.

We zien een ouder echtpaar wat afwachtend in de camera kijken. Ze zijn werkelijk omringt door bloemen. In zoverre ik ze kan herkennen: tulpen, fresia's, hyacinten, margrieten. Het houdt gewoon niet op.

Het is 22 mei 1944, Amsterdam.

Het is midden in de oorlog. De hongerwinter zou later dat jaar ongenadig toeslaan. Als ik de verhalen mag geloven, zouden diezelfde tulpen, althans de bollen, in die periode onderdeel worden van het dagelijkse voedsel.

Maar nu nog worden ze gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld: ze accentueren een feest. In dit geval: de man en vrouw op de foto zijn 50 jaar getrouwd. De geschiedenis verhaalt niet hoe men aan alle bloemen is gekomen. Ze zijn er. In overvloed.

De man is Philippus Ewouds en de vrouw is Hitje Groendijk. Mijn overgrootouders. Mijn oma lijkt overigens sterk op haar moeder, zo is hier te zien. Philippus lijkt verrassend veel op de oudste zoon van mijn oma: Jan.

Ze hebben hier een lange weg afgelegd.

Beiden zijn geboren op Terschelling. Om precies te zijn: Formerum. Phillipus staat, als hij wordt gekeurd voor militaire dienst, in de boeken als "visscherman". We zijn dan in het jaar 1893. Een jaar later zou hij trouwen met zijn Hitje.

Het was armoe troef op dat eiland. Phillipus was dus regelmatig en langdurig weg: we zien bijvoorbeeld inschrijvingen in Amsterdam, Broek in Waterland, Landsmeer. Een soort gastarbeider, zou je kunnen zeggen. Een gelukszoeker. Hij pakte alles aan wat nodig was om zijn gezin te kunnen onderhouden. Hij staat dan ook in de boeken als bootwerker, arbeider en ga zo maar door.

Hij moest wel want op Terschelling wachtten 12 kleine kinderen. Heel bijzonder, ze bleven ook alle twaalf in leven.

Wanneer het gezin naar vasteland is gekomen is niet helemaal duidelijk, maar in ieder geval wordt het grootste deel van het gezin in 1920 ingeschreven in Landsmeer. Ze hebben dan al even in Amsterdam gewoond, maar hoe lang dat is geweest, is niet terug te vinden. Ik vermoed dat de emigratie van het eiland naar de grote stad toch ergens in 1920 is gebeurt: de drie oudste kinderen trouwen namelijk allemaal in dat jaar en blijven op het eiland.

Bovendien worden er tot 1919 kinderen geboren die op Terschelling worden ingeschreven.

Mijn oma, ook Hitje, is in 1920 12 jaar oud. Ze zal haar hele leven trots zijn op haar Terschellinger afkomst en een hekel hebben aan haar naam. Ze laat zich liever Hettie noemen.

Mocht u ooit de verhalen van Sil de Strandjutter hebben gelezen: Sil is een verzinsel, als ook Lobke, maar veel van de gebeurtenissen in het boek, komen overeen met de jeugdverhalen van mijn oma. Zo vertelde zij dat ooit het hele dorp dronken over het eiland zwalkte, nadat er een schip met vaten drank was aangespoeld.

Mocht u sentimentele gevoelens hebben over het leven op het eiland. Vergeet het. Het was armoe troef en een dagelijks gevecht om te kunnen overleven. Niet voor niets riep mijn oma steeds in herinnering:

"Terschellingers hebben geen hart."

Ze waren gevormd door hun dagelijks gevecht om eten. Als u de liefelijke boerderijtjes op het eiland in gedachten heeft: de boerderij kent een piepklein huisje en een grote stal. Het hele gezin, 14 man, woonde en sliep in dat piepkleine huisje. De stal was voor de beesten en voor de opslag.

Ergens rond 1920 geven Philippus en Hitje het gevecht dus op. Ze vertrekken van het eiland naar de grote stad.

Er gebeurt nog iets dat de loop van onze familiegeschiedenis zal bepalen: in 1920 staat het gezin in de boeken als Nederlands Hervormd. Bij een volkstelling in 1928 is dit verandert in HAZEA: Hersteld Apostolische Zendingsgemeente in de Eenheid der Apostelen.

Ze zijn Apostolisch geworden...


zondag 28 juli 2019

Kruisbeeld

Sinds enkele jaren profileert het Apostolisch Genootschap zich als "een plaats voor religieus-humanistische zingeving".

Een mond vol.

Maar wat stáát hier nu eigenlijk?

Ik ga voor dit moment niet naar de woordverklaring: u heeft allen de beschikking over internet, dus "google" de woorden maar eens en er komt van allerlei kanten een uitgebreide verklaring uw kant op.

Ik zou zeggen: zoek het daar maar uit.

Voor mij vormt deze zin één van de kernvragen waar het ApGen zich voor gesteld ziet. Een zoektocht naar wie we nu eigenlijk zijn en de behoefte om dit te verwoorden.

Apostolischen zijn talige mensen. En we willen er tegenwoordig graag bijhoren.

Waarbij?

Dat is inderdaad de vraag...

Voor de kerkgangers onder ons, valt al snel iets op wanneer u één van onze kerken, gebouwen in apostolisch woordgebruik, bezoekt.

Nergens vindt u het kruisteken.

Hét symbool voor vrijwel alle christelijke Kerken, wordt binnen het Apostolisch Genootschap niet gebruikt.

Zijn we dan geen christenen?

Aha, hier wordt het interessant. Hier beginnen de meningen namelijk uiteen te lopen. Als ik voor mezelf spreek:

jazeker, ik ben christen.

Ik vermoed, ik heb dit nooit zo specifiek gecontroleerd, dat vele van mijn broeders en zusters hier niet volmondig "ja" op zullen zeggen en velen zullen het zelfs expliciet en onmiddellijk ontkennen.

Verwarrend?

Niet voor iemand die al zijn hele leven apostolisch is. Ik weet niet beter of dergelijke grote onderlinge verschillen in opvattingen zijn mij bekend en ik lig er niet wakker van.

Ik ga even terug naar het kruisbeeld, dat dus als symbool niet in onze kerken wordt gebruikt. We kunnen het kruis niet anders zien dan als een ronduit afschuwelijk martelwerktuig.

We hebben het onderling wel over het beeld van de verticale en de horizontale as (ik zei het al, we zijn nu eenmaal een talig volkje). Hiermee wordt bedoeld dat we ons, als gelovigen, bevinden in het snijpunt van de verbinding met God (de verticale as) en óók met onze medemensen (de horizontale as). Hierbij is de primaire belangstelling binnen het ApGen voornamelijk gericht op de relatie met onze medemens. Zij heeft derhalve traditioneel een sterk humanistische benadering van haar wereldbeeld.

Maar God is er ook. Sterker, in onze erediensten zijn er vele momenten die wijzen op de religieuze verbinding: er wordt gebeden, er wordt een avondmaalsviering gehouden (dat heet binnen het ApGen "de rondgang", met ouwel en wijn), er wordt gedoopt, een huwelijk wordt tijdens een kerkdienst bevestigd en soms, het mag voor mij wel vaker, wordt in de preek gebruik gemaakt van verhalen uit de bijbel. Ook worden het kerstfeest, pasen en pinksteren uitgebreid gevierd.

Nu zijn er binnen het ApGen broeders en zusters, tegenwoordig dreigt dit archaïsch woordgebruik te worden, er wordt steeds meer gebruik gemaakt van elkaars voornaam, die het liefst al dergelijke "religieuze balast" overboord zouden willen gooien.

Dan blijft dus alleen de humanistische lijn over.

Daar lig ik dan weer wel wakker van.

Voor mij is er niks mis met de humanistische lijn in mijn denken: ik ben lang genoeg apostolisch om vooral de relatie met mijn medemens als kostbaar en verrijkend te ervaren. Maar ik raak toch een paar belangrijke handvatten kwijt als het zich hiertoe gaat beperken.

Om een paar voorbeelden te noemen:

1) zo langzamerhand beginnen we te ontdekken dat de klassieke, humanistische benadering, namelijk het centraal stellen van de mens, een te beperkte en zelfs erg gevaarlijke is. De mens staat helemaal niet centraal, maar is onderdeel van een veel groter geheel.Tot op heden dreigt de zich centraal stellende mens vooral zijn eigen leefomgeving te vernietigen.
2) Bovendien, ik realiseer me dagelijks dat er feitelijk niks is wat ik aan mezelf te danken heb: vrijwel alles is mij vanuit de Schepping, gegeven: zicht, gehoor, reuk, verstand, bewustzijn, het kunnen liefhebben, etc.
3) Maar vooral, ik kan mij niet anders voorstellen dan dat er zin is verbonden aan ons bestaan en dat van de hele schepping. Doordat ik hier heel soms, uiterst gefragmenteerd, spaarzame inzichten in krijg, ik ken nu eenmaal vele beperkingen, dat helpt mij om te worden wie ik ben en daardoor tot zingeving te komen.

Er is voor mij dus nadrukkelijk een religieuze lijn in mijn denken. Ik spreek deze aan met "God". En van daaruit zijn mijn medemensen mijn broeders en zusters.


vrijdag 14 juni 2019

Bewaren



Zoals u misschien heeft gevolgd in de nieuwsberichten, wordt mijn woonplaats, Gouda, de afgelopen weken geteisterd door een onverlaat die auto's in de brand steekt.

Altijd 's nachts en altijd stiekem.

Het houdt de gemoederen flink bezig. En dat is waarschijnlijk weer koren op de de maalstenen in het hoofd van onze brandstichter.

Hoe dan ook.

Vanmorgen stond ik in mijn voortuin. Een straatgenoot passeerde mij. We  groetten elkaar. Op de hoek aarzelde hij even en toen draaide hij zich nog even naar mij om:

"Gelukkig zijn we vooralsnog bewaard gebleven voor de autobranden..."

Zonder dat hij zich dit realiseerde, drukte de man ergens bij mij op een knop, waardoor in mijn hoofd een lied begon te zingen.

De voluit gezongen melodie golfde door mijn brein, de woorden wilden niet erg meekomen. Een tekst over stormen en golven en dat "uw hand ons zou bewaren..." of was het nou "uw arm..."?

Van wie die "hand" of die "arm" was, is binnen het ApGen nooit helemaal duidelijk. In de tijd dat we dit lied zongen, ruim 30 jaar geleden, zou het zomaar kunnen slaan op de apostel, maar het zou ook god kunnen zijn.

Misschien omdat we daar nooit goed uitkwamen, worden dergelijke liederen tegenwoordig niet meer gezongen. Zeker niet voluit.

Toch kan ik me herinneren dat er met mij iets magisch gebeurde als we dit lied zongen. Dat gebeurde dan tijdens een bijeenkomst waar het jeugdkoor zong: een paar honderd stemmen die de ruimte vulden.

Het gaf vertrouwen.

Er was iets waar we op konden terugvallen. Ook als het allemaal verloren leek. Als de golven je dreigden te overspoelen. Als je niet meer wist waar je het zoeken moest van ellende.

Het zou er zijn...

Maar we hebben hier nooit een beeld bij gevormd. Het bleef bij dat gevoel dat je op dat moment leek op te tillen. Dat gevoel dat er niets was dat je niet aan zou kunnen. Dat je altijd weer boven zou komen drijven. Dat je uiteindelijk weer vaste grond onder je voeten zou krijgen.

Maar van wie was dan toch die arm die je zou beschermen?

We gaven eigenlijk al het antwoord toen we het zongen en ervoeren: het zit diep in ons. Daar zit de kracht die ons zal beschermen.

En we kunnen het bij elkaar oproepen.

En het was er ook weer toen die buurman voorbij liep en nog even iets over bewaren naar mij riep....

Ook ik had het bewaard. Diep in mijn hart.

Het is er nog steeds ...

naschrift: de melodie zong de verdere middag door mijn hoofd en stukje bij beetje kwamen ook de woorden weer terug:

Al wankelt d´aard,
Gij wankelt niet o Heer
Heil wie op U vertrouwt,
Gij zijt een staf tot over ´t graf
Een vaste rots in ´t wilde meer
Voor hen die op U bouwen

Al stormen de golven van het meer
Al dreigen doodsgevaren
Tot U alleen
Roept mijn geweên
Gij zijt mijn toeverlaat, o Heer,
Uw arm zal mij bewaren…

donderdag 13 juni 2019

Pinksteren.

F.W. Schwartz

Nog zo'n tekst die alweer een paar dagen door mijn hoofd zingt:

"Heil'ge geest, wil in dit uur
ons bezielen met uw vuur,
dat het volk in u gelooft,
moedig zijn...."

en daar vervaagt de tekst tot een soort brei.

Het is natuurlijk niet toevallig dat juist deze tekst in mij opkwam. Het was immers Pinksteren, afgelopen maandag. Een feest waar wij, apostolischen, maar moeizaam raad mee weten.

Dat is wel anders geweest.

Bij het ontstaan van de apostolische kerken, ergens halverwege de 19e eeuw, was diezelfde heilige geest nu juist erg dominant in haar kerkleven aanwezig. Feitelijk alles moest worden bezegeld door de heilige geest. In vele gemeenten waren daarom profeten aanwezig. Zij profeteerden tijdens een eredienst en waren hiermee de woordvoerders namens de heilige geest. Een apostelroeping, een priesterwijding, een uitzending naar een ander land, het stichten van een nieuwe gemeente, al dergelijke gebeurtenissen werden ofwel voorafgegaan door een profetie of werden bekrachtigd door een profetie.

En ja, natuurlijk ontstond er vrij gemakkelijk dispuut of een profetie nu waarachtig of juist vals was. Dat leverde nogal eens wat trammelant op.

Maar, eerlijk is eerlijk, we hebben het ook aan een profetie te danken dat ene Friedrich Wilhelm Schwartz, in 1863 op 48-jarige leeftijd in Hamburg op een boot naar Amsterdam stapte om daar het apostolische werk te vestigen. De man sprak geen woord Nederlands en kende kind noch kraai in ons land.

En toch....

Er zijn bij zijn overlijden in 1895 7 gemeentes in Nederland met ongeveer 1.000 leden.

Heil'ge geest, wil in dit uur....

Natuurlijk ken ook ik de neiging om op een rationele wijze na te denken over "de heilige geest". Natuurlijk onderken ik de gevaren van mensen die beweren te spreken vanuit de heilige geest. En nee, ik geloof niet dat het zo één op één kan werken.

Als er al een heilige geest door mensen kan werken, dan is dat zeker geen exclusief recht voor enkelen. De functie van profeet bestaat dan ook vanaf het begin van de 20e eeuw niet meer.

Toch geeft het je wel te denken.

Maar nu kom ik op het terrein van wat ik maar het intuïtief weten noem. Mensen of eigenlijk de gehele schepping zijn verbonden door een kracht of, laat ik het bezieling noemen. We komen dan op een terrein waar wij, apostolischen, ons niet zo thuis voelen: het gebied voorbij woorden. Het gebied dat ons voorstellingsvermogen overstijgt. Het gebied dat alleen betreden kan worden vanuit een stille verbinding. Dat alleen grijpbaar is als je durft los te laten. Dat je alleen met buiten verbindt door je naar binnen te richten.

Noem het gebed.

Noem het meditatie.

Noem het geloof.

Maar zo krachtig, dat je op een boot stapt om naar een land te varen en daar de mensen mee te nemen naar dat gebied.

Omdat het je gevraagd wordt.

Omdat je gelooft....



Naschrift.
Ook deze tekst, althans het refrein, kwam na lang, zeurend dreinen in mijn hoofd, terug:

heil’ge Geest, wil in dit uur,
ons bezielen met uw uw vuur,
dat het volk, in U gedoopt,
moedig zij, op God steeds hoopt.
heil’ge Geest, levenskracht,
met U zij Gods wil volbracht.



zondag 2 juni 2019

Kersentijd




De lokale voorganger van onze kerk, begon opeens zijn gebed met de aanhef:

"Bron van Zijn..."

Ik begreep dat hij deze frase had opgepikt van een cursus die lokale voorgangers een keer konden volgen en waar het Aramese Jezus-gebed werd behandeld. Omdat hier wordt gewerkt vanuit gnostische inzichten, de werken van Bram Moerland (degene die verantwoordelijk is voor de gebruikte vertaling van het gebed van Jezus uit het Aramees) zijn mij bekend, vroeg ik deze voorganger of hij hier een keer tijdens een eredienst meer aandacht aan wilde besteden.

Voor zover ik weet, heeft hij dat nooit gedaan.

Ik haal dit voorbeeld aan omdat het voor mij tekenend is voor de situatie waar het ApGen zo langzamerhand in terecht aan het komen is.

Laat ik het samenvatten onder het begrip "cherry-picking"...

Links en rechts worden inzichten of teksten aangehaald en bijeengedreven tot een soort van idee, zonder dat er sprake is van een diep doorleven of een, bijvoorbeeld door studie, doorwrochte kennis. Als ik de achtergrond van het begrip "cherry-picking" bedenk, dan sluit dat precies aan op wat ik bedoel:

De term is een analogie van kersen plukken, waarvoor in het Nederlands het leenwoord cherrypicking bestaat. Een buitenstaander die alleen naar de geplukte kersen kijkt, ziet niet de mindere exemplaren en kan daardoor de verkeerde conclusie trekken dat alle kersen in de boomgaard net zo mooi zijn als de geplukte kersen. Daarbij wordt er geen rekening gehouden met de selectie die de kersenplukker heeft gemaakt tijdens het plukken. Dit kan zowel bewust als onbewust gebeuren. (Wikipedia)

Het resultaat is een oppervlakkige mix van teksten en ideeën, zonder dat hier een samenhangend idee onder zit. De laatste tijd wordt dit voor mij extra benadrukt doordat tijdens erediensten steeds vaker gebruik wordt gemaakt van filmpjes die direct van YouTube worden geplukt. Filmpjes die heel direct een appel doen op je emoties en zo een soort van "feel-good" dienst opleveren.

Brrrr.

In de tijd dat ik zelf nog diensten verzorgde, waren de weekbrieven waarin opeens een filosoof of schrijver werd aangehaald die mij onbekend was, berucht voor mij. Overal in de lande begonnen voorgangers op Wikipedia iets over deze denker bijeen te scharrelen en voordat je het wist, stond je hierover te spreken of het voor jou allemaal gesneden koek was.

Een week later was je de naam alweer vergeten.

Ik heb op enig ogenblik besloten om hier niet meer in mee te gaan. Ik sprak alleen nog over personen die mij, vanuit (zelf)studie of belangstelling of mijn werk, bekend waren en anders niet.

Neem nu het Aramese Jezus-gebed door Bram Moerland. Deze prachtige tekst komt voort uit een uitgebreide studie en een diep geloven van deze filosoof. Op zijn mooist vind ik deze uitgelegd in zijn boek waarin hij het evangelie door Thomas behandeld. Waarin hij uitlegt dat Thomas Jezus als mens beschouwde en de Christusnatuur als vanzelfsprekend deel van ieder mens. Waarin hij uitlegt dat ieder mens twee naturen heeft: een menselijke en een goddelijke en dat Thomas nu juist poogt om in zijn leer deze beide naturen in ieder mens in balans te brengen (in plaats van het uitbannen van menselijke behoeften). 

Een boodschap waarmee ook werd aangegeven dat het "heil" nooit afkomstig kan zijn van een kerk maar dat deze ontdekt moet worden in jezelf.

Een boodschap waardoor degenen die zich afwenden van de kerk en in hun manier van leven deze "goddelijke vonk in zichzelf" proberen zichtbaar te maken, degenen zijn die Jezus wellicht het beste hebben begrepen.

Mensen die door de kerken worden nagewezen, vervolgd of zelfs gedood.

"Bron van zijn, die ik ontmoet in wat mij ontroert,
Ik geef u een naam, opdat ik u een plaats kan geven in mijn leven,
Bundel uw licht in mij en maak het nuttig.

Vestig uw rijk van eenheid nu,
uw enige verlangen handelt dan samen met het onze,
Schenk ons wat we elke dag nodig hebben aan brood en inzicht,
Maak de koorden van fouten los die ons vastbinden aan het verleden,
opdat wij ook anderen hun misstappen kunnen vergeven.
Laat oppervlakkige dingen ons niet misleiden.

Uit u wordt geboren:
de alwerkzame wil,
de levende kracht om te handelen,
en het lied dat alles verfraait,
en zich van eeuw tot eeuw vernieuwt."

(Jezus-gebed. Bram Moerland)

zaterdag 1 juni 2019

Maria van Heusden, bid voor ons

Maria van Heusden
Gister bezochten Anita en ik in Heusden de kapel waarin een beeldje van Maria met haar kind wordt vereerd. Het beeldje staat bekend als "de Maria van Heusden". Het wonderlijke verhaal van het middeleeuwse beeld is dat zij tijdens of na de Elisabethvloed in 1421 tegen de stroom in, aanspoelde in het stadje. Sindsdien wordt het beeldje vereerd, alhoewel Heusden nooit is uitgegroeid tot een pelgrimsplaats zoals Lourdes. Bovendien, Heusden kent een ware concurrent in het nabijgelegen Elshout: ook daar is Maria verschenen aan een middeleeuwse boer en ook daar heeft zij wonderen verricht. En jawel, ook daar wordt haar beeltenis vereerd.

Hoe dan ook.

Ik heb niet zoveel met de Mariaverering en al die wonderlijke verhalen over beelden die een eigen wil lijken te hebben en zelfs in staat blijken om zieken te genezen.

Daar ben ik, in al mijn vrijzinnigheid, nu weer te calvinistisch voor, vrees ik.

Maar hier zag ik, in deze eenvoudige kapel in de RK-kerk in Heusden, een prachtig houten beeldje van een jonge vrouw die haar kind in haar armen meedroeg. Ze droegen beide een kroon, waarvan die van haar kind nog het meeste leek op de tiara van de paus.

Dat is overigens wel wonderlijk: de hoofddeksel van de plaatsvervanger van Petrus, wordt nu op het hoofd van Jezus geplaatst. Eén ding weten we allemaal heel erg zeker: Jezus heeft nooit van zijn leven een tiara op zijn hoofd gehad.

Het geheel hangt dan ook van tegenstrijdigheden aan elkaar, maar dat vond ik wel charmant: we kijken nu eenmaal naar volkskunst en zoveel kennis zal de middeleeuwse houtsnijder niet hebben gehad, behalve wat hij dan in de kerk tijdens de vieringen tot zich kreeg.

Wat mij raakte was de tekst van iemand die op een muur in de kapel een bescheiden plekje had gekregen. De schrijver (ik gebruik voor mijn gemak de mannelijke vorm, maar dat kan net zo goed de vrouwelijke zijn) gaf te kennen vanuit de rationele benadering die onze tijd nu eenmaal kenmerkt, weinig geloof te kunnen hechten aan het verhaal van een beeldje dat tegen de stroom van de Elisabethvloed in, naar Heusden was gedreven. Ook de wonderbaarlijke krachten die het beeld zou bezitten, nam hij met een paar korreltjes zout. Toch voelde de schrijver veel emotie als hij naar het beeldje keek. Hij constateerde dat in onze samenleving zoveel kloven ontstonden die vaak nauwelijks overbrugbaar bleken. Hij realiseert zich dat de boodschap die in het bijbelverhaal wordt verkondigd, die van de liefde is. Hij vraagt vervolgens aan Maria om hem inzicht te geven in zijn eigen doen en laten. Om kracht om iets voor anderen te betekenen.

Via deze tekst sprak tot mij een 21e eeuwse tijdgenoot. Iemand die heel goed snapt dat je van een houten beeldje geen wonderen kan verwachten. Maar ook iemand die in staat was om door dit beeldje bij zijn religieus gevoel te komen. Zijn compassie met de mensheid en zijn onvermogen om de vele tegenstellingen te overbruggen. Die zich realiseerde dat hij hier hulp bij nodig had. Die hiervoor de weg had gevonden door de lessen die hij in zijn leven had geleerd: de weg naar binnen door gebed en devotie naar Maria.

Het is niet mijn weg.

Maar Anita en ik hebben samen wel een kaars gebrand.

Uit respect.