zaterdag 23 februari 2019

Een stoel voor de Heer




Het is onontkoombaar.

Apostolischen gebruiken soms een eigen taal en onderdeel van deze taal zijn de verhalen. Verhalen die door apostolischen direct worden herkend en begrepen en die voor de buitenwereld abacadabra zijn.

Dit zegt natuurlijk iets over apostolischen.

Bijvoorbeeld dat ze, in sociologische termen, een groep vormen. En als een aantal mensen, in ons geval zo'n 14.000, een groep vormen en dat ook al gedurende vele decennia doen, dan gebeurt het: ze ontwikkelen een soort eigen code in taal, houding, gebaren, waardoor de leden onderling al snel in de gaten hebben: "dat is er één van ons... Hij of zij hoort erbij..."

En of je het nu leuk vindt of niet, dit proces is onontkoombaar. Het gaat op voor de leden van een voetbalclub, van een bedrijf, van de plaatselijke wandelvereniging en fanfare, de politieke partij en ook dus voor leden van kerkgenootschappen.

Is dit erg? Welnee, belangrijk is natuurlijk wel dat je in je taal en gedrag toegankelijk blijft voor anderen. Tenminste, dat lijkt mij van belang voor kerkgenootschappen als het ApGen. Als die ander teveel een "buitenstaander" wordt en minstens een hele reeks van gesprekken nodig zijn om maar iets te kunnen begrijpen van de mores en van wat er gaande is... dan zijn we volgens mij niet op de juiste weg.

Dat valt volgens mij allemaal nog wel mee.

Maar die eigen verhalen...

Als ik opmerk tijdens een vergadering waar nog één stoel onbezet is:

"dat is dan zeker de stoel voor de Heer",

weet ik zeker dat de aanwezigen mij vol onbegrip aan staan te kijken. Tenzij er iemand bij is die een apostolische achtergrond heeft. Die zal herkennend in de lach schieten...

De apostolische kerken zijn ontstaan uit de overtuiging dat de wederkomst van Jezus aanstaande was. Hier werd de hele kerk op gebouwd en alles in het leven van de vroegere broeders en zusters was erop gericht dat Jezus zich welkom zou voelen als hij zou verschijnen.

Zo ontstond dan ook de gewoonte om tijdens vergaderingen één stoel onbezet te laten. Ik meen zelfs dat er tijdens erediensten altijd een lege stoel op het podium van de verhoging stond

Dat was de stoel voor de Heer.

Ik weet niet of in de andere apostolische kerken deze oude gewoonte nog bestaat. Binnen het ApGen is het gebruik verdwenen. Dit hebben we te danken aan een vroegere Nederlandse apostel, van Oosbree. Hij was tussen 1910 en 1946 in Nederland apostel in de periode dat we in Nederland nog deel uitmaakten van de Hersteld Apostolische Zendingsgemeenschap in de Eenheid der Apostelen, de latere Nieuw Apostolische Kerk. Deze, voor ons belangrijke apostel met voor zijn tijd zeer vooruitstrevende ideeën, woonde in Duitsland een vergadering van het apostelcollege bij. Ook daar werd een stoel vrijgehouden voor de Heer. Van Oosbree nam onbevangen plaats op deze stoel en merkte, tot verbijstering van zijn orthodoxe collega-apostelen op: "Dann ist der Herr jetzt gekommen..."

Hij werkte al toe naar een heel andere benadering van de wederkomst: de Heer zou terugkomen door ieder mens die opstaat en in zijn of haar leven de liefde leidend laat zijn...

Op zichzelf zou het toch niet zo'n vreemde gewoonte zijn om ook nu nog bij een vergadering een stoel leeg te laten. Het is namelijk geen vanzelfsprekendheid dat iemand bereid is om op deze wijze zijn of haar plaats in te nemen...

Ik geef het toe: ook dat is dan een symbolische daad die alleen door ingewijden zal worden begrepen. Maar iedereen die dit verhaal nu heeft gelezen, zal het begrijpen.

Zo vormen wij, u en ik, lieve lezers, ook weer een eigen groep en we hebben ons eerste eigen verhaal te pakken.

vrijdag 22 februari 2019

In het midden der gemeenschap is het waar ik vrede vind...



Laten we eens aandacht besteden aan de kerkzaal. In Apostolisch taalgebruik: de grote zaal. Hierboven een zaal die ik goed ken, n.l. van ons kerkgebouw in Delft.

We zien hier twee rijen met lange banken. Die in Delft hebben de luxe dat er een soort kussen op het zitgedeelte ligt, dat is niet gebruikelijk. Ook zie je in steeds meer zalen dat de banken zijn vervangen door stoelen.

De zaal is verder zonder enige opsmuk. Hier zien we aan de zijkant een groot raam met een glas-in-lood afbeelding. Dat komt veel voor. Maar ramen met gewoon glas is ook heel gebruikelijk. De ruimte is hoog omdat er veel in wordt gezongen en lage ruimtes zijn nu eenmaal moeilijk voor een koor om lekker in te zingen.

Helemaal voorin staat op een laag podium de, zoals het bij het ApGen heet, verhoging. Hierachter neemt de voorganger plaats. Als je goed kijkt zie je een katheder die onderdeel uitmaakt van de verhoging. Dat is gebruikelijk. Alleen de vorm van de verhoging verschilt bijna overal. In Delft is overigens één van de mooiste: ze bestaat uit één vloeiende lijn en maakt integraal deel uit van het podium. Ze is ook heel open.

Op de katheder ligt veelal een bijbel. Deze is tijdens een eredienst opengeslagen en wel, als er in de weekbrief tenminste een bijbeltekst wordt gebruikt, op de genoemde passage. Overigens wordt de bijbel in de nieuwe bijbelvertaling gebruikt. Deze is erg onhandig als "onderlegger".

Maar goed, de gewoonte wil wat en heel vaak wordt de bijbel verder niet gebruikt.

Ook staat op de verhoging een karaf met water en enkele glazen, waarvan er één vast is gevuld. Er staat een klokje en meestal vind je nog een tekst die op een houtblokje is geplakt: "Denkt u om de thuisluisteraars."

Voor mij een uitstekende herinnering want, nee, vaak denk ik uit mezelf niet aan deze lieve broeders en zusters thuis.

Ook staat er een dienschaal. Zo worden de schalen genoemd waarin, behalve een klein glaasje met wijn, ouwels liggen. Deze dienschaal wordt gebruikt tijdens de rondgang, zoals binnen het ApGen de avondmaalsviering heet. Op de verhoging staat dus één dienschaal, de overige staan er onder. Ook ligt hier de buidel waarmee de wekelijkse of maandelijkse aanbieding wordt gecollecteerd.

Meestal staat er ook nog een bloemstuk of een vaas met bloemen.

Vaak, niet hier in Delft, is achter de katheder een groot houten wand tegen de muur geplaats. In apostolisch taalgebruik: de aandachtswand. Ze helpt bij het geconcentreerd luisteren tijdens een eredienst.

Op de muur achter de verhoging hangt het embleem. Vaak recht boven de katheder of, zoals hier, aan de zijkant.



Twee handen voor een wereldbol, waarvan één hand een brandende fakkel vasthoudt. Deze wordt overgegeven aan een andere hand. Het symboliseert de liefde die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Het laat ook zien dat deze liefde mensenhanden nodig heeft om voelbaar te zijn in de samenleving. Het is een beeldende wijze van wat later ons motto werd: "In liefde werken aan een menswaardige wereld."

Alhoewel ik wel steeds meer begin te begrijpen dat de mens hard zal moeten werken aan een liefdevolle wereld. Daar moet nog veel voor gebeuren. Maar goed.

In deze zaal is ook nog een prachtig pijporgel zichtbaar. Dat heeft niet ieder kerkgebouw, maar vele toch wel. Ze worden gemaakt door een deskundige en gedreven groep apostolische broeders en zusters. Al vele tientallen jaren. Ook staat er een vleugel en dat is ook gebruikelijk in de kerkzalen. Deze twee instrumenten vormen gelijk de instrumenten die tijdens een eredienst worden gebruikt. Gitaren, trommels, trompetten, mandolines....tenzij er een enthousiaste muzikant deel uitmaakt van de gemeente, zal je ze eigenlijk niet of heel zelden horen.

En dat is best een gemis.

Er is wel iets vreemds aan de hand met de kerkzaal in Delft. De zaal ligt op de eerste verdieping en de voorganger en andere verzorgers van de eredienst komen in de zaal via een trap naar boven...

Er is dus geen deur...

En dat voelt iedere keer weer vreemd.

Want die klop op de deur aan het begin van de dienst is zo belangrijk...

Nou ja, er is wel een deur, maar die is helemaal beneden aan de trap. Om hoorbaar te zijn volstaat het niet om te kloppen....dan moet je hard op het hout beuken.

Dan wordt je een soort Sinterklaas, dus dat doen we maar niet.

Wat een spreker is die man....





Wat opvalt in veel apostolische erediensten is dat de preek schijnbaar spontaan wordt gegeven. De voorganger heeft zelden een tekst op papier voorbereid. Weliswaar staat iedere eredienst een weekbrief centraal en dat komt in de inleidende woorden ook zeker aan de orde, maar die inleiding gebeurt veelal uit het hoofd.

Apostolischen spreken overigens nooit over een preek. Over het algemeen wordt eenvoudigweg over "de dienst" gesproken, als men het heeft over dat wat door de voorganger is besproken. 

Een weekbrief heeft vaak een thema en deze staat meestal ook boven het schrijven. Soms is dit thema goed herkenbaar in het schrijven en daardoor meestal ook in de inleiding door de voorganger, soms echter moet je ook goed je best doen om een thema te ontdekken. En de voorganger mag het dan een beetje uitzoeken :) 

Het moet natuurlijk gezegd: de ene voorganger is wat talentvoller in het verzorgen van een eredienst dan de ander en er zijn er zeker ook die er ronduit niet zo handig in zijn. Je weet nu eenmaal niet altijd op voorhand bij een aanwijzing of iemand een goede spreker is en bovendien, de kwaliteit van een voorgaande priester zit hem zeker ook niet alleen in het kunnen verzorgen van een eredienst.

Er is dus geen preek op papier voorbereid, naast de weekbrief die door de apostel is geschreven.

Een inleidend deel duurt meestal een kleine 40 minuten voordat wordt begonnen met het voorlezen van de weekbrief.

Waar deze gewoonte vandaan komt: het "spontane spreken", ik weet het niet. Ik weet wel dat het al zolang bestaat dat ik in ieder geval niet anders weet. Ik kan mij nog goed de voorgangers uit mijn jeugdjaren herinneren, althans degenen die fascinerende sprekers waren. Ik kon echt ademloos naar deze mannen, in die jaren kwamen alleen nog maar mannen op de verhoging, luisteren. Als ware kunstenaars van het gesproken woord varieerden ze hun volume van hard naar zacht, lieten soms doordachte pauzes vallen en konden dan opeens vol vuur hun punt maken. Bezielde sprekers. Prachtig.

Wat ook fascinerend is, maar dit vooral in het nazien: veel van deze mannen hadden een zeer eenvoudige komaf, academisch opgeleiden waren er eigenlijk maar nauwelijks. Zover ik me kan herinneren: een verzekeringsagent, een schilder, een garagehouder, een fabrieksarbeider, een laborant. Een groot verschil met tegenwoordig: de sprekers zijn nu veelal juist wel academisch of HBO-opgeleid. 

Of het daarmee ook betere sprekers zijn?

De voorbereiding van een eredienst ziet er voor iedereen weer anders uit. De weekbrief wordt al in de loop van de dinsdag gepubliceerd. Velen zullen er dan reeds een blik op werpen, zeker als ze weten dat ze die zondag zullen voorgaan. Vaak begint de voorbereiding van de eredienst voor deze groep dan ook al vanaf dat moment een rol te spelen in hun weekactiviteiten.

Ik heb dit altijd anders gedaan. Ik keek nooit op dinsdag naar de nieuwe weekbrief en ik bekeek ook nooit van tevoren of ik die zondag een dienst moest verzorgen. Op vrijdagavond verzamelen de priesters van een district zich voor een voorbereidende vergadering en daar krijg je formeel de vraag of je de eredienst in een bepaalde gemeente wilt verzorgen.

Dat was voor mij altijd het moment dat ik wist dat ik die zondag was ingedeeld (of niet). Zaterdagavond was dan voor mij het moment om de eredienst voor te bereiden. Dat bestond uit lezen van de weekbrief en me nader verdiepen in de tekst: door associaties kwam ik op eigen teksten (bv gedichten of liederen) of ik herinnerde me momenten die van toepassing zijn op de inhoud. Vaak ook gebruikte ik bijbelteksten om tot verdieping te komen. Als ik na enkele uren weer naar de huiskamer kwam, had ik weliswaar veel losse componenten in mijn hoofd verzameld, maar de lijn had ik meestal nog niet te pakken. Ik sliep altijd prima, de nacht voordat ik een dienst moest verzorgen. Wel stond ik altijd vroeg op en las ik in de rust van de vroege zondagochtend de weekbrief nog een keer, alsmede mijn aantekeningen. Dat was altijd het moment dat ik ook voor mezelf de lijn te pakken kreeg. Op het papier van de weekbrief stonden veelal wat korte steekwoorden of ik onderstreepte een passage waar ik wat meer aandacht aan wilde besteden. Soms ook had ik een boekje bij me waarin een tekst die ik toepasselijk vond. 

Er wordt steeds vaker gebruik gemaakt van youtube. Ik heb dit nooit gedaan: persoonlijk vind ik het oproepen van youtube-emoties wat te gemakkelijk en ook veelal te oppervlakkig. Ik wilde altijd gebruik maken van de kracht van het woord. Ik geef het toe, soms is een filmpje erg toepasselijk, maar meestal vind ik het te gemakkelijk.

En hoe begin je dan een dienst? Dát had ik altijd goed voorbereid: de eerste zin of mijn eerste beeld had ik heel concreet uitgewerkt. Hierna zag ik het wel en meestal liep het dan ook bijna als vanzelf...

Een belangrijke les: het wel of niet slagen van een eredienst is veelal onafhankelijk van hetgeen wordt gezegd. Soms is een knipoog van iemand die naast je zit, maar veel vaker een lied dat wordt gezongen het moment dat je hart zich opent.

En vooral: daar heb je als voorganger dan weer helemaal niets over te zeggen ... 

vrijdag 15 februari 2019

Met lege handen ...





Als je er eens goed over nadenkt, dan moet je vaststellen dat het ApGen niet zo heel veel heeft te bieden.

Er is geen vaste overtuiging van een leven na de dood. Weliswaar wordt hier onderling genuanceerd over gedacht, maar de algemene gedachte is toch wel dat het persoonlijke leven eindig is. En als dat zo is, dan is er dus ook geen sprake van een beloning voor een goed en deugdzaam leven (wat dat ook moge zijn). En al helemaal niet omdat je toevallig tot het ApGen behoorde in dit leven.

Er is geen overtuiging dat we de waarheid in pacht hebben. Sterker, binnen het ApGen zijn er zeer diverse denkbeelden onder de leden als het om dit soort thema's gaat. We weten het niet zo goed en we weten het in ieder geval niet zeker. Wat we vandaag als waarheid omhelzen, kan morgen in een nieuw daglicht staan.

We zijn niet "het volk Gods". Daar werd vroeger weliswaar heel anders over gedacht, maar die overtuiging is er nu wel uit. We zijn mens onder de mensen en niets menselijks is ons vreemd.

We zijn eigenlijk maar een eigenaardige verzameling individuen die zich toch verenigd weten.

Ook op mijn werk vorm ik met velen die ieder voor zich sterk van mij verschillen, toch een soort eenheid omdat we voor dezelfde instelling werken. De vele collega's heb ik, over het algemeen, niet zelf uitgekozen en toch voel ik me met hen verbonden.

Zo maak ik ook onderdeel uit van een groep vrijwilligers die mensen in de schulden helpen. Ook hier weer onderling sterk verschillende individuen die gezamenlijk optrekken als het om medemensen in de problemen gaat. Zo voelen we ons onderling verbonden.

En ga zo maar door.

Ja, hoor ik u zeggen, maar in al die voorbeelden is er steeds een centrale kracht die de mensen verbindt. Laat het op je werk de zorg voor ouderen zijn en in je rol als vrijwilliger de zorg voor mensen met schulden.

Wat verbindt nu eigenlijk apostolischen met elkaar?

Misschien wel dit...

Een levensovertuiging waarin het wonder van de schepping, de liefde voor het leven, dus ook voor jezelf en de ander, centraal staat. Een overtuiging die ook maakt dat we als mens zelf handen en voeten willen geven aan die liefde, omdat we ook de overtuiging hebben dat als ik daar zelf geen invulling aan geef, de liefde, zo je wilt, God, machteloos is in mijn leven...*)

En juist omdat het dus gaat om mensen en hun willen, is dit zo kwetsbaar, maar ook zo kostbaar.

En we zijn bereid het met iedereen te delen...

Misschien is dat ook wel genoeg.


*) naar weekschrijven 15 juni 2003, nummer 23.


zondag 10 februari 2019

Een aanbieding




In de weekbrief voor deze zondagmorgen werd Leviticus aangehaald. In de weekbrief ging het om de passage waarin wordt opgeroepen om "je naaste lief te hebben als jezelf". Overigens wel een spannende, want heb ik mezelf wel lief? En staat een dergelijke liefde de liefde voor mijn naaste niet in de weg?

Leviticus is echter vooral een bijbelboek waarin uitgebreid wordt ingegaan op zo'n beetje alle regels zoals deze gelden voor het Israëlische volk: de omgang met elkaar, met vreemden, de wijze waarop dieren moeten worden geslacht en bereid, waarop de oogst moet worden binnengehaald, over wat mag en verboden is als het over sex gaat, hoe je fouten weer goed kan maken, over wat mag (en zeker niet mag) als je ongesteld bent. Je kan het eigenlijk zo gek niet bedenken, of er wordt wel een regel over geformuleerd. Zo ook over het offeren.

Een offer was een, veelal kostbaar geschenk voor God. Meestal was dit een dier, een stier, geit, schaap, duif, maar ook worden granen, oliën of wijn aangeboden. Je kon een offer brengen om een fout te herstellen, te smeken bijvoorbeeld om gezondheid of om regen in een periode van droogte, een viering extra luister bij te zetten of om je dankbaarheid te tonen.

Mijn apostolische voorvaderen spraken over het brengen van een offergave. Dit was overigens altijd een geldbedrag: dieren zijn bij mijn weten nooit als offergave aangeboden. Tegenwoordig spreken we over een aanbieding.

Bijzonder aan deze aanbieding, vergelijkbaar met een collecte tijdens kerkdiensten van andere richtingen, is dat het geldbedrag is verpakt in papier. Apostolischen hebben hier hele vouwkunsten in ontwikkeld om het geld op een mooie manier in te pakken: de aandacht die aan dit proces wordt gegeven wordt nog door velen beschouwd als onderdeel van het brengen van de aanbieding. Sommigen willen zelfs dat het ingepakte geld er zo mooi mogelijk uitziet: de vouwen worden uit het papiergeld gestreken en de munten opgepoetst. Dit laatste wordt zo langzamerhand door de meesten wel als wat overdreven beschouwd.

Niemand weet dus van de ander welk bedrag als aanbieding wordt gebracht. De bijbelse 10%-regel is al lang geleden los gelaten. Er wordt op vertrouwd dat iedereen zoveel verantwoordelijkheidsbesef heeft dat het bedrag in verhouding staat tot wat je persoonlijk ook kan missen.

De aanbieding wordt ook wel "liefdesaanbieding" genoemd. Wat dit voor mij betekent: het is een manier om mijn dankbaarheid te tonen. Ik kan niets bedenken wat ik uitsluitend en alleen aan mezelf te danken heb: ik kan zien, horen, ruiken, voelen, liefhebben, leren, lopen, en ga zo maar door. Ik heb het gewoon gekregen en het is goed, zo denk ik dan, om me dat ook regelmatig te realiseren. Ik weet ook dat de grens naar zelfgenoegzaamheid zomaar is overgestoken.

Daarom, het is goed om, ook materieel, iets terug te doen.

Om mijn dankbaarheid te tonen.

Gelukkig hoef ik daarvoor tegenwoordig geen stier meer mee te nemen naar ons kerkgebouw. Een geldelijke aanbieding volstaat.

zaterdag 2 februari 2019

Laat ons Sions' liederen zingen...

een apostolisch kinderkoor, vast voor een bijzondere uitvoering gezien hun eenstemmige kleding

De Beeldhouwer.
Op deze plaats, op dit moment, 
omringd door deze mensen, 
zie ik mezelf in perspectief, 
vervagen vele grenzen.
In stilte, sprekend met mezelf, 
laat ik me inspireren 
om met mijn levenshouding, 
als een kunstwerk, God te eren.
Hoe krijgt mijn leven vorm en 
geef ik stijl aan mijn karakter? 
Hoe worden zwakke kanten sterk 
en scherpe lijnen zachter?
Dat vraagt om aandacht voor mezelf 
en zorgen voor de ‘vanbinnen’ 
om uit het vele wat ik ben 
mijn eigen beeld te winnen.
(lied 104)
Aldus één van de nieuwere liederen in het ApGen. Het lied is geschreven en getoonzet door Hans Reinold. Hij schreef meer mooie en indringende liederen.
Het is een lied dat gemeenschappelijk wordt gezongen. Voor iemand die voor het eerst een dienst van het ApGen bijwoont, is dat wel even wennen: apostolischen gaan namelijk staan als er gezamenlijk een lied wordt gezongen. Ook dat staan is even oppassen: er wordt braaf gewacht totdat de dirigent (ja, ook gemeenschappelijke liederen worden gedirigeerd) een teken geeft dat we kunnen gaan staan. Soms is hier wat verwarring over en dat wordt als rommelig ervaren. Als er kort achter elkaar verschillende liederen worden gezongen, besluiten met name ouderen ook wel om te blijven zitten. Kortom, het is een levendig gebeuren, dat samen zingen.
Maar goed.
Het lied "de beeldhouwer" beschrijft, vind ik, op een mooie wijze hoe een eredienst kan werken. Het is een moment van reflectie en verstilling. Het proces kan helend werken en soms juist veel onrust geven. Dat hangt erg af van de omstandigheden waarin ik verkeer. 
Zo kennen we veel eigentijdse liederen. Soms merk je dat een lied meer wordt gewaardeerd dan een ander. Dan stelt de dirigent of iemand in de zaal steeds opnieuw hetzelfde lied voor om te zingen.Dit lied werd op een gegeven ogenblik zo vaak gezongen, dat voor mij de kracht verloren ging. Ik heb daarom op een gegeven ogenblik gevraagd of we het een tijdje niet hoefden te zingen. Juist omdat het zo'n prachtig lied is met zo'n indringende tekst. 
Maar het is net als met een willekeurig woord dat je achter elkaar herhaald: op enig moment gaat de betekenis verloren.
Dan sla je het plat en wordt het een dreunend deuntje. Zonde.
Dit hele verhaal leert u ook dat we tijdens een eredienst geen strakke liturgie kennen. Soms wordt er veel gezongen, soms een hele ochtend vrijwel niet. Er zijn verschillende koren die een bijdrage kunnen leveren: een zangkoor, een mannenkoor, een kinderkoor of een jeugdkoor en natuurlijk kennen we dus het samenzang. Er is geen duidelijke regel wie wanneer zingt, alhoewel een kinderkoor veelal op de eerste zondag van de maand wel haar liederen laat horen.
Meestal bepaalt een voorganger of er wordt gezongen. Hier zijn geen vaste momenten voor. Heel soms heeft hij of zij al een duidelijk idee over de te zingen liederen, maar meestal wordt dat overgelaten aan de dirigent van het zangkoor. Soms roept iemand vanuit de zaal een suggestie voor een lied.
Liederen vormen een belangrijk onderdeel van een eredienst, maar de manier waarop is altijd weer een verrassing. En vaak weet een dirigent precies dat lied te kiezen waardoor een eredienst opeens vleugels krijgt:
Er gaat een stroom zo klaar en rein
door de gemeenschap heen; 
en wie zich daaraan laven wil, 
voelt met die stroom zich een.
(lied 111)

Jezus in Brazilië


Hij is al terug op aarde.

Op dit moment zijn er minimaal 6 mannen die op verschillende plekken beweren de teruggekeerde Jezus te zijn. De mooiste, wat mij betreft, ziet u hier op de foto: de inmiddels 69-jarige Braziliaan Inri Cristo, in zijn sterfelijke verschijning bekend als Alvaro Theiss.

En vergist u zich niet: de meeste van deze mannen kennen een (zeer) grote schare aan volgelingen en dat zijn echt niet uitsluitend de kansloze verstotenen van een samenleving. En de man om wie het dan allemaal gaat, is er veelal (maar helemaal zeker weten we dit natuurlijk nooit) van doordrongen dat hij is aangeraakt door God.

Het is niet nieuw. In de geschiedenis van het christendom zijn er voortdurend op allerlei plekken op de wereld mannen opgestaan die ofwel beweerden de teruggekeerde Jezus ofwel de beloofde Messias te zijn. Nog in de jaren zestig kenden we in ons kikkerlandje Lou de Palingboer. Voor hem pleit overigens wel dat hij zich niet ging kleden in witte gewaden en ook dat hij geen ringbaardje liet staan en lange haren liet groeien: hij bleef een wat norse uitziende, kalende man in een eeuwige combinatie van broek en overhemd. En natuurlijk een onafscheidelijke, brandende sigaar in zijn hand. Eigenlijk was die bijnaam van "palingboer" nog niet zo gek gekozen.

Ook het apostolisch genootschap haalde in die jaren het nieuws door twee uitgebreide artikelen in de Panorama. Hierin werd de toenmalige apostel, L. Slok, neergezet als een dominante messias en het ApGen als een sekte.

Zoals het wel vaker gaat met dit soort van artikelen, het was natuurlijk veel te eenzijdig en populistisch verwoord en alleen daarom al onnodig kwetsend voor de betrokken broeders en zusters uit die tijd. Hierdoor werd het ook lastig om op een open manier en vanuit kwetsbaarheid, de dialoog hierover aan te gaan. De rijen sloten zich (nog meer) en daarmee werd in ieder geval voor een deel bewaarheid waar de betreffende journalist de vinger op een pijnlijke plek had gelegd: het ApGen was intern gericht. Het sloot zich af voor de buitenwereld. De rol van de toenmalige apostel werd te dominant en ook dat bracht gevaren met zich mee.

Het is aan de hierop volgende apostelen te danken dat zij de moed hebben gehad om dit pad te verlaten. Het werd een radicale breuk met opvattingen zoals deze zich in de laatste jaren van het apostolaat van apostel L. Slok waren ingesleten. Het gaat niet om een letterlijke terugkeer van christus of messias, het is een opdracht die ieder mens in zijn of haar eigen leven heeft: het verspreiden van het licht van de liefde.

Het werkelijke wonder van het leven van Jezus van Nazareth is geweest, dat hij een gewoon mens van vlees en bloed was. Een mens van zijn tijd.

Nu is een man, verkleed als Jezus op een scootmobiel wel weer een moderne variant. Maar of hiermee invulling wordt gegeven aan een eigentijds christendom?

Ik zit daar in ieder geval op die manier niet op te wachten.