zaterdag 23 februari 2019

Een stoel voor de Heer




Het is onontkoombaar.

Apostolischen gebruiken soms een eigen taal en onderdeel van deze taal zijn de verhalen. Verhalen die door apostolischen direct worden herkend en begrepen en die voor de buitenwereld abacadabra zijn.

Dit zegt natuurlijk iets over apostolischen.

Bijvoorbeeld dat ze, in sociologische termen, een groep vormen. En als een aantal mensen, in ons geval zo'n 14.000, een groep vormen en dat ook al gedurende vele decennia doen, dan gebeurt het: ze ontwikkelen een soort eigen code in taal, houding, gebaren, waardoor de leden onderling al snel in de gaten hebben: "dat is er één van ons... Hij of zij hoort erbij..."

En of je het nu leuk vindt of niet, dit proces is onontkoombaar. Het gaat op voor de leden van een voetbalclub, van een bedrijf, van de plaatselijke wandelvereniging en fanfare, de politieke partij en ook dus voor leden van kerkgenootschappen.

Is dit erg? Welnee, belangrijk is natuurlijk wel dat je in je taal en gedrag toegankelijk blijft voor anderen. Tenminste, dat lijkt mij van belang voor kerkgenootschappen als het ApGen. Als die ander teveel een "buitenstaander" wordt en minstens een hele reeks van gesprekken nodig zijn om maar iets te kunnen begrijpen van de mores en van wat er gaande is... dan zijn we volgens mij niet op de juiste weg.

Dat valt volgens mij allemaal nog wel mee.

Maar die eigen verhalen...

Als ik opmerk tijdens een vergadering waar nog één stoel onbezet is:

"dat is dan zeker de stoel voor de Heer",

weet ik zeker dat de aanwezigen mij vol onbegrip aan staan te kijken. Tenzij er iemand bij is die een apostolische achtergrond heeft. Die zal herkennend in de lach schieten...

De apostolische kerken zijn ontstaan uit de overtuiging dat de wederkomst van Jezus aanstaande was. Hier werd de hele kerk op gebouwd en alles in het leven van de vroegere broeders en zusters was erop gericht dat Jezus zich welkom zou voelen als hij zou verschijnen.

Zo ontstond dan ook de gewoonte om tijdens vergaderingen één stoel onbezet te laten. Ik meen zelfs dat er tijdens erediensten altijd een lege stoel op het podium van de verhoging stond

Dat was de stoel voor de Heer.

Ik weet niet of in de andere apostolische kerken deze oude gewoonte nog bestaat. Binnen het ApGen is het gebruik verdwenen. Dit hebben we te danken aan een vroegere Nederlandse apostel, van Oosbree. Hij was tussen 1910 en 1946 in Nederland apostel in de periode dat we in Nederland nog deel uitmaakten van de Hersteld Apostolische Zendingsgemeenschap in de Eenheid der Apostelen, de latere Nieuw Apostolische Kerk. Deze, voor ons belangrijke apostel met voor zijn tijd zeer vooruitstrevende ideeën, woonde in Duitsland een vergadering van het apostelcollege bij. Ook daar werd een stoel vrijgehouden voor de Heer. Van Oosbree nam onbevangen plaats op deze stoel en merkte, tot verbijstering van zijn orthodoxe collega-apostelen op: "Dann ist der Herr jetzt gekommen..."

Hij werkte al toe naar een heel andere benadering van de wederkomst: de Heer zou terugkomen door ieder mens die opstaat en in zijn of haar leven de liefde leidend laat zijn...

Op zichzelf zou het toch niet zo'n vreemde gewoonte zijn om ook nu nog bij een vergadering een stoel leeg te laten. Het is namelijk geen vanzelfsprekendheid dat iemand bereid is om op deze wijze zijn of haar plaats in te nemen...

Ik geef het toe: ook dat is dan een symbolische daad die alleen door ingewijden zal worden begrepen. Maar iedereen die dit verhaal nu heeft gelezen, zal het begrijpen.

Zo vormen wij, u en ik, lieve lezers, ook weer een eigen groep en we hebben ons eerste eigen verhaal te pakken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten